Beslissing, beroep en correspondentie
2003
Hieronder staan enkele interne documenten van
het UWV.
UWV g.
INFOBLAD BEZWAAR & BEROEP WW
Datum: 25-08-03
Aan: B.
Kantoor: G.
Afd: AG-cluster 1
Van :
B&B naam: G4. Tel: ###
Betreft: Bezwaar [ ]WW [X]AG [ ]TW
Naam blh.indiener: D.
Sofinummer: ###
Bijgaand zenden wij u een afschrift van de beslissing
op bezwaar d.d. 25-08-03
Ons kenmerk/ nummer: BZ ###, BZ-###
Onderwerp:
[X]Primair besluit(en) d.d. 14 juli 2000,
31 mei 1999
[ ]Geen tijdig besluit [ ]Anders:
Resultaat: [ ]Ongegrond [X]Gegrond [ ]Niet ontvankelijk [ ]Ingetrokken
Reden gegrond of reparatie ongegrond
[ ]Strijd met wet/ beleid/jurisprudentie/ alg. beginselen van behoorlijk bestuur
[ ]Gewijzigd feitelijk inzicht o.g.v.
[ ]Nieuwe relevante feiten
[ ]Andere weging bekende feiten
[ ]Overig:
Opmerking/toelichting:
Uit te voeren activiteiten:
[ ]Geen/ nvt
[ ]Herbeoordeling starten
[X]Uitkering nabetalen/verrekenen
[ ]Wettelijke rente vergoeden
[ ]Terugvordering verlagen/afboeken
[ ]Systeem aanpassen
[ ]Anders:
Opmerking/ toelichting actie:
UWV g.
Soort geschil WW Artikelen
[ ] Verzekeringsplicht 3 t/m 8
[ ] Werkloos 16
[ ] Referte-eis 17,52b
[ ] Uitsluitingsgronden 19
[ ] Beëindiging/ Herleving 20,21
[ ] Verwijtbaar werkloos 24,27
[ ] IOMT/ Passende arbeid 24,27
[ ] Overige verplichtingen 26,27
[ ] Boete 27a
[ ] Betaling 30 t/m 35
[ ] Terug- en invordering 36
[ ] Uitkeringsduur 42,43, 48 t/m 50, 52 g h
[ ] Dagloon 45,51,52i
[ ] Ovemameverplichtingen 61 e. v.
[ ] Rente/ Schadevergoeding
[ ] Overig
Soort geschil AG WAO WAZ WAJONG
[ ] Verzekeringsplicht 3 t/m 7 3 t/m 6 3,4
[ ] Dagloon/Grondslag 13 t/m 15 8 7
[X] Mate van ao-heid 18 2 2
[ ] AO bij aanvang verzekering 18 lid 2, 30 11 10
[ ] (Verlengde) wachttijd 19 7 6
[ ] Maatregel 25 t/m 29 45 t/m 47 37 t/m 39
[ ] Boete wkn/wkg 29a t/m g,71a 48 t/m 54 40 t/m 46
[ ] Aanvraag 34, 34a 35 28
[ ] Ingangsdatum toekenning
intrekking, herziening,
heropening 35 t/m 43 36 t/m 38 29 t/m 31
[ ] Anticumulatie 44 58 50
[ ] Schorsing/opschorting 50 55 47
[ ] Terug- en invordering 57 63 55
[ ] Reïntegratieverplichting 71a, 71b
[ ] Rente/Schadevergoeding
[ ] Zwangerschap, bevalling,
adoptie WAZO WAZO WAZO
[ ] Overig
Soort geschil TW Artikelen
[ ] Voorwaarden recht 2 t/m 5
[ ] Inkomen 6,7
[ ] Hoogte toeslag 8 t/m 9
[ ] Maatregel/ boete 12 t/m 14g
[ ] Terug- en invordering 20 e.v
[ ] Rente/ Schadevergoeding
[ ] Overig
Bijlage: Beslissing op bezwaar
Vervolgens ontving ik de beslissing op bezwaar,
hieronder staat eerst de begeleidende brief.
UWV g.
Regio Z.
Afd. Bezwaar en Beroep
Contactpersoon Dhr. mr G.
Datum -9 SEP. 2003
Betreft: bezwaarprocedures
Geachte heer D.,
Hierbij doen wij u de beslissing toekomen, die wij hebben genomen
naar aanleiding van de bezwaarschriften, die namens u door
de heer mr. P. zijn ingediend. Wij hebben de heer P.
een afschrift van deze beslissing toegezonden.
Hoogachtend,
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
UWV g.
Regio Z.
Afd. Bezwaar en Beroep
Contactpersoon Dhr. mr G.
Datum -9 SEP. 2003
Betreft: beslissing op bezwaar
Geachte heer D.,
Met ons besluit van 14 juli 2000 hebben wij u meegedeeld
dat wij uw uitkering ingevolge
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering gebaseerd op
een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25 % niet verhogen.
Naar onze mening was er geen sprake van toegenomen arbeidsongeschiktheid
op en na 5 maart 1997 en was u nog steeds in staat uw maatmanarbeid,
de werkzaamheden van software engineer in dienst van
C. B.V. te M.,
gedeeltelijk, namelijk gedurende zes uren per werkdag, te verrichten.
Voorts hebben wij u met ons besluit d.d.
31 mei 1999 meegedeeld dat u
op en na 1 juni 1999 ongewijzigd voor 15 tot 25 % arbeidsongeschikt
wordt geacht in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Het tegen deze beslissing ingediende bezwaar werd bij beslissing op bezwaar
d.d. 31 januari 2000 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van
19 november 2002
verklaarde de Centrale Raad van Beroep het inleidend beroep tegen
deze beslissing echter gegrond. De Centrale Raad van Beroep overwoog daarbij
onder meer dat een onjuiste maatstaf is aangelegd door de vaststelling van
de mate van arbeidsongeschiktheid te baseren op geschiktheid voor
een gedeelte van de maatmanarbeid (het werk van software engineer
in dienst van C. BV gedurende zes uren per werkdag).
Aangezien niet alleen
het besluit van
31 mei 1999, maar eveneens het besluit van 14 juli 2000
gebaseerd is op geschiktheid voor een gedeelte van de maatmanarbeid en
de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d.
19 november 2002
daarom ook laatstgenoemde beslissing regardeert, hebben wij u op
1 mei 2003 onder meer een belastbaarheidspatroon toegezonden
alsmede gegevens over andere functies dan de parttime functie
van software engineer bij C. B.V. die u volgens ons met inachtneming
van uw beperkingen zowel op en na 5 maart 1997 als op
en na 1 juni 1999 kunt vervullen.
Wij hebben u vervolgens uitgenodigd voor een hoorzitting op 11 augustus 2003
Tegen de besluiten van 14 juli 2000 en
31 mei 1999 was namens u
op medische gronden bezwaar aangetekend, op welke bezwaren u tijdens
de hoorzitting van 11 augustus 2003 nader bent ingegaan.
Voor een meer gedetailleerde weergave van uw bezwaar verwijzen wij
naar het medisch onderzoeksverslag d.d. 11 augustus 2003 van
mevrouw D2., bezwaarverzekeringsarts. Dit verslag is als bijlage
als bedoeld in artikel 88d van de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij deze beslissing
op bezwaar gevoegd.
Heroverweging
Naar aanleiding van uw bezwaren hebben wij de beslissingen
waartegen u bezwaar maakt heroverwogen.
Geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt in de zin van
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is
blijkens artikel 18, lid 1 van die wet degene die als rechtstreeks
en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte
of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om
met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen
met soortgelijke opleiding en ervaring,
ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht,
of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
Volgens artikel 18, lid 5 wordt onder de eerstgenoemde arbeid
verstaan alle algemeen geaccepteerde, dus gangbare, arbeid waartoe
de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Uit het bovenstaande volgt dat bij de beantwoording van de vraag
of iemand arbeidsongeschikt is in de zin van deze wet, twee aspecten
van belang zijn te weten:
-of de betrokkene beperkingen heeft, die het rechtstreeks
en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken zijn;
-of en in hoeverre hij als gevolg daarvan geheel of gedeeltelijk
buiten staat is zich met gangbare arbeid een inkomen te verwerven.
Ten aanzien van het eerste aspect hebben wij geconstateerd
dat u onder meer gedurende de periode van 12 maart 1997 tot 26 mei 1997
en op 20 mei 1999 dan wel 26 mei 1999 bent beoordeeld door
de primaire verzekeringsartsen L. en K.. Naar aanleiding hiervan
is aangenomen dat de in 1994 vastgestelde belastbaarheid
niet is gewijzigd, althans dat de belasting verbonden
aan uw werkzaamheden in dienst van C. B.V. gedurende 6 uren per werkdag
uw belastbaarheid niet overschrijdt.
Met inachtneming van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
d.d.
19 november 2002 heeft bezwaar-verzekeringsarts D2. blijkens
haar rapporten van
15 januari 2003 en 11 augustus 2003
een belastbaarheidsprofiel opgesteld, waarbij zij onder meer
een medische urenbeperking voor gangbare arbeid van 6 uren per dag
en 30 uren per week heeft vastgesteld.
Ten aanzien van het tweede aspect zijn wij van mening dat u,
rekening houdend met de door de bezwaar-verzekeringsarts vastgestelde beperkingen,
met ingang van 5 maart 1997 in staat bent om gangbare arbeid te verrichten.
Bij wijze van voorbeeld van dergelijke gangbare arbeid heeft
bezwaar-arbeidsdeskundige B. een aantal functies geselecteerd
waarvan de gegevens u met de rapportage bezwaar-arbeidsdeskundige
d.d. 4 februari 2003 op 1 mei 2003 zijn toegezonden.
Vergelijking van het inkomen dat u met de geselecteerde functies
zou kunnen verdienen met het op grond van artikel 8 van het Schattingsbesluit
op de juiste wijze geïndexeerde maatman-inkomen geeft
een verlies aan verdiencapaciteit van 54,04 % te zien.
In verband hiermee dient u op en na 5 maart 1997 voor 45 tot 55 % arbeidsongeschikt
te worden geacht. Alles overziende hebben wij besloten uw uitkering ook
met ingang van deze datum te herzien (verhogen).
Beslissing op bezwaar
Gelet op het voorgaande verklaren wij uw bezwaar tegen onze beslissingen
van
31 mei 1999 en 14 juli 2000 gegrond.
Vergoeding kosten bezwaar
U hebt verzocht om vergoeding van kosten die u hebt gemaakt
in verband met de behandeling van het bezwaar.
Wij vergoeden de kosten tot een bedrag van € 966,-.
Het bezwaar wordt aangemerkt als een zaak van zwaar gewicht.
Wettelijke grondslag
Wij hebben deze beslissing onder meer genomen op grond van
de artikelen 18, 36, 39a, 88a t/m 88d en 88f van de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering alsmede artikel 7:3, 7:9, 7:11
en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beroep
Als u het niet eens bent met deze beslissing op bezwaar, kunt u
binnen zes weken na dagtekening van deze beslissing in beroep gaan
bij de rechtbank, sector bestuursrecht,
te R., correspondentieadres ###, ###. Bij deze brief vindt u
meer informatie over de beroepsprocedure.
Hoogachtend, Namens de Raad van Bestuur
van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
M.
Manager bezwaar en beroep
Bijlage(n): medische onderzoeksverslag d.d. 11 augustus 2003
In beroep gaan
Als u naar aanleiding van bijgaande beslissing in beroep wilt gaan,
stuurt u een brief naar de sector Bestuursrecht van de rechtbank
die in de beslissing wordt genoemd.
Verstuur uw brief (uw beroepschrift)
binnen de termijn die in de beslissing wordt genoemd. Als uw beroepschrift
te laat is ingediend kan het niet-ontvankelijk verklaard worden.
In dat geval zal het niet in behandeling worden genomen.
Uw beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde
van de termijn is ontvangen.
Een per post verzonden beroepschrift is nog tijdig ingediend
als het vóór het einde van de termijn is
verstuurd én binnen een week na afloop van de termijn
door de rechtbank is ontvangen.
In bepaalde situaties kan naast de geadresseerde van de beslissing
ook een ander een belang hebben bij de beslissing.
In die situaties kan deze andere belanghebbende betrokken worden in
de beroepsprocedure of zelf in beroep gaan, tenzij deze verweten
kan worden geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit.
Inhoud beroepschrift
Zorg ervoor dat uw beroepschrift in elk geval de volgende gegevens bevat:
• uw naam en adres
• de datum waarop u het beroepschrift indient
• de reden waarom u het niet eens bent met de genoemde beslissing
• uw handtekening
• een kopie van de beslissing waartegen u in beroep gaat.
Let op: als uw beroep (mede) berust op medische gronden,
moet u de medische redenen voor uw beroep in een aparte bijlage vermelden.
Daarmee kan worden voorkomen dat deze gegevens terecht komen bij anderen,
die niet het recht hebben deze gegevens zonder uw toestemming in te zien.
Gemachtigde
U kunt het beroepschrift zelf ondertekenen of dit laten doen
door iemand die voor u optreedt als gemachtigde
of wettelijk vertegenwoordiger. Als u een gemachtigde hebt,
die geen advocaat is, moet u met het beroepschrift een schriftelijke,
door u zelf ondertekende machtiging meesturen.
Werkgevers
Als u als werkgever beroep instelt, dan doet u dat mogelijk
namens een rechtspersoon. In dat geval verzoeken wij u een bewijsstuk
bij te voegen waaruit blijkt dat u namens deze rechtspersoon mag optreden.
Bijvoorbeeld een kopie van de statuten, reglementen of stichtingsbrief,
een uittreksel uit het Handelsregister of het register van verenigingen
en stichtingen van de Kamer van Koophandel. Als u gemachtigd bent,
dient u een machtiging mee te sturen.
Procedure
Nadat de rechtbank uw beroepschrift heeft ontvangen,
stuurt zij u alle relevante stukken. De rechtbank
zal ook aan eventuele andere belanghebbenden
de gelegenheid geven kennis te nemen van deze
stukken. Stukken met medische gegevens zijn alleen toegankelijk
voor personen die recht hebben deze gegevens in te zien.
Als er medische aspecten zijn, kan de rechtbank besluiten
een onafhankelijk arts te raadplegen. Als u
wordt opgeroepen voor een medisch onderzoek,
dan zult u daar aan mee moeten werken.
Over het algemeen maakt een zitting deel uit van
de beroepsprocedure. U ontvangt hierover informatie
van de rechtbank. Na de zitting zal de rechtbank u
de uitspraak toesturen. Als u het niet eens bent met
de uitspraak, kunt u daartegen in hoger beroep gaan.
Eventuele andere belanghebbenden, waaronder
UWV G., kunnen ook in hoger beroep gaan.
Kosten
Aan het instellen van beroep zijn kosten verbonden:
u dient het zogeheten griffierecht te betalen aan de rechtbank.
De rechtbank zal u hierover verder inlichten. Als de rechtbank
uw beroep gegrond verklaart, zal UWV G. het betaalde griffierecht
aan u terugbetalen.
Brochure
De mogelijkheden om beroep in te stellen zijn vastgelegd in
de Algemene wet bestuursrecht (Awb). U kunt een brochure over
deze wet opvragen bij ons kantoor in uw regio.
In de beslissing op bezwaar hierboven staat een "vergoeding
van kosten" van 966 euro. Dat bedrag heb ik niet ontvangen.
In een
telefoongesprek van 31 mei 2006
heb ik dat aan het UWV gevraagd,
en toen bleek dat het UWV dat niet heeft overgemaakt. Ik heb toen
gevraagd om nog even te wachten met het overmaken, totdat de
uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bekend zou zijn. Ik
verwachtte dat ik die procedure bij de Centrale Raad van Beroep
zou winnen, maar die verloor ik. Vervolgens is bij een
hoorzitting op 1 augustus 2006 toegezegd dat het overgemaakt
zou worden. Op 1 september 2006 ontving ik de 966 euro.
Mijn advocaat schrijft het volgende beroepschrift aan
de rechtbank. Daarnaast stuurt mijn advocaat
een bezwaarschrift
over de andere beslissing naar het UWV.
Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht
M., 15 september 2003
Van mr P.
Geachte heer, mevrouw,
In bovengenoemde kwestie doe ik u bijgaand toekomen
een beroepschrift met het verzoek daarmee het nodige te verrichten.
Hoogachtend,
P.
BEROEPSCHRIFT
(onder nader aan te voeren gronden)
Aan de rechtbank te R.,
sector bestuursrecht
GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN:
D., wonende te ### aan de ###, te dezer zake domicilie kiezende
te M. aan de ### ten kantore van de advocaat en procureur mr P.,
die ten deze tot gemachtigde wordt gesteld en als zodanig zal optreden
met het recht van substitutie en vervanging;
1. Appellant, hierna "D.", heeft van verweerder, hierna "UWV G.",
een beslissing ontvangen d.d.
9 september 2003 (productie 1)
waarbij is bepaald dat het bezwaarschrift van verweerder tegen
de beslissingen van UWV G. d.d.
31 mei 1999 en 14 juli 2000 gegrond zijn,
UWV G. kosten van juridische hulp en bijstand vergoedt en besloten is
dat D. op en na 5 maart 1997 voor 45-55% arbeidsongeschikt moet worden geacht;
2. D. kan zich met deze beslissing niet verenigen zodat hij
recht en belang heeft een beroepschrift in te dienen;
3. D. behoudt zich het recht voor nadere gronden in te dienen;
REDENEN WAAROM:
D. de rechtbank verzoekt de beslissing d.d.
9 september 2003
te vernietigen en alsnog te bepalen dat D. op en na 5 maart 1997
voor 100% arbeidsongeschikt dient te worden geacht
dan wel een beslissing te nemen welke de rechtbank
in goede justitie vermeend te behoren, één en ander
met veroordeling van UWV G. in de kosten van deze procedure.
M., 15 september 2003
Gemachtigde
Het UWV stuurt het dossier naar de rechtbank:
UWV g.
Regio Z.
Afd. Bezwaar en Beroep
De Rechtbank
Sector Bestuursrecht
R.
Contactpersoon Dhr. Mr G.
Datum 29 SEP 2003
Uw kenmerk 03/2783 WAO
Uw brief van 19 september 2003
Betreft: het beroep van D. te ###
Edelachtbare vrouwe,heer,
Eiser heeft bij u een beroepschrift ingediend tegen
onze beslissing van
9 september 2003. In uw
brief van 19 september 2003 hebt u ons gevraagd om
de stukken die betrekking hebben op deze
zaak.
Deze stukken ontvangt u hierbij.
De gronden van het beroep zijn nog niet bekend.
Daarom kunnen wij nu nog geen inhoudelijk verweerschrift indienen.
Wij verzoeken u ons een termijn te geven voor
het indienen van verweer nadat u ons
de (aanvullende) gronden hebt toegestuurd.
Hoogachtend,
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Bijlagen: stukken
Inventarislijst
Eiser : D.
Woonplaats : ###
Kenmerk rechtbank : 03/2783 WAO
1. Verklaring d.d. 1 juli 1986
2. Getuigschrift ongedateerd
3. Getuigschrift ongedateerd
4. Verslag psychologisch onderzoek d.d. 1992
5. Brief aan R. d.d. 30 september 1992
6. Brief van R. Z. d.d.
19 november 1992
7. Brief van vg R. aan
GMD d.d. 1 december 1992
8. Vragenlijst d.d. 16 december 1992
9. Rapportage algemeen d.d.
16 december 1992
10. Rapportage algemeen d.d. 18 januari 1993
11.
GMD advies d.d. 21 januari 1993
12. Aangifteset AAW/WAO verzending 1 februari 1993
13. Rapportage algemeen d.d.
3 februari 1993
14.
GMD advies februari 1993
15. Brief aan
GMD d.d. 16 februari 1993
16. BESLISSING d.d. 18 februari 1993
17. Klaagschrift d.d. 22 februari 1993
18. BESLISSING d.d. 15 april 1993
19. Beschikking d.d. 26 april 1993
20. Rapportage algemeen d.d.
27 mei 1993
21. Brief van R. Z. en bijlage d.d. 16 juli 1993
22. Verslag onderzoek en behandeling van D. d.d. 9 augustus 1993
23. Brief van S., reumatoloog en röntgenverslag (24.6.93) d.d.
23 augustus 1993
24. Rapportage algemeen d.d. 2 september 1993
25. Rapportage algemeen d.d. 17 september 1993
26. Brief van
GMD d.d. 24 september 1993
27.
GMD advies d.d. 5 oktober 1993
28. BESLISSING d.d. 10 oktober 1993
29. Beslissing d.d. 19 oktober 1993
30. Klaagschrift d.d. 28 oktober 1993
31. Brief van S., reumatoloog d.d.
15 november 1993
32. Aanvullend beroep van D. d.d. 24 november 1993
33. Brief van D. d.d. 1 december 1993
34. Rapportage algemeen d.d. 14 december 1993
35.
GMD advies d.d. 6 januari 1994
36. BESLISSING d.d. 18 januari 1994
37. Klachtbrief van D. d.d. 26 januari 1994
38. Antwoordbrief van P. d.d. 15 februari 1994
39. Brief aan D. d.d. 22 februari 1994
40.
GMD advies d.d. 29 maart 1994
41. BESLISSING d.d. 19 april 1994
42. Brief van D. d.d. 4 mei 1994
43. Verweerschrift ongedateerd
44. Medisch verslag van S. d.d. 27 juni 1994
45. Brief van D. d.d. 11 juli 1994
46. Brief van ###Advocaten d.d. 16 september 1994
47. Psychiatrisch onderzoek van E. fd.d. 26 oktober 1994
48. Brief van de huisarts d.d. 6 december 1994
49. Reactie op het deskundigenrapport van E. d.d. 23 december 1994
50. Rapportage algemeen d.d. 7 februari 1995
51. Pleitnotities zitting d.d. 20 februari 1995
52.
GMD advies d.d. 23 februari 1995
53.
Uitspraak d.d. 2 maart 1995
54. Rapportage algemeen d.d.
20 juni 1996
55. Intake en Belsuitvorming d.d. 25 juni 1996
56. Brief aan de heer D. d.d. 4 juli 1996
57.
FIS formulieren d.d. 5 maart 1997
58. BESLISSING d.d. 21 maart 1997
59. Brief van D. d.d. 1 april 1997
60. Brief aan D. d.d. 4 april 1997
61. BESLISSING d.d. 28 mei 1997
62. Bezwaarschrift d.d. 5 juni 1997
63. Brief aan D. d.d. 9 juni 1997
64. Aanvullend bezwaarschrift d.d. 12 augustus 1997
65.
Psychologisch rapport van dra. F3. d.d. juli 1997
66. Rapportage verzekeringsarts d.d. 22 september 1997
67. BESLISSING OP BEZWAAR d.d. 26 september 1997
68. Voorlopig beroepschrift d.d. 9 oktober 1997
69. Inlichtingenformulier AAW/WAO en Toeslagenwet d.d. 11 november 1997
70. Brief S., reumatoloog d.d.
18 decenber 1997
71. Aanvullend beroepschrift d.d. 12 januari 1998
72. Brief van
bva d.d. 2 maart 1998
73. Pleitnotities d.d. 9 juli 1998
74. Proces-verbaal d.d. 9 juli 1998
75. Uitspraak d.d.
25 augustus 1998
76. Voorlopig beroepschrift d.d. 2 oktober 1998
77. Eigen verhaal van D. d.d. 20 november 1998
78. Verweerschrift d.d. d.d. 18 januari 1999
79. Brief van D. d.d. 1 februari 1999
80. Brief van D. d.d. 15 februari 1999
81. Brief van orth. Chirurg J. d.d. 19 februari 1999
82. Brief van de revalidatiearts d.d. 23 februari 1999
83. Brief van de neuroloog mw R. d.d. 24 februari 1999
84. Dag- en Weekoverzicht d.d. 10 april 1999
85. Persoonlijke vrganelijst ongedateerd
86. Brief van revalidatiearts S. d.d. 29 april 1999
87. Bespreking d.d. 12 mei 1999
88. Rapportage algemeen d.d. 26 mei 1999
89. Rapportage algemeen d.d. 26 mei 1999
90. Rapportage algemeen d.d. 26 mei 1999
91. Brief aan D. d.d. 31 mei 1999
92.
FIS formulieren d.d. 1 juni 1999
93. Brief van D. d.d. 14 juni 1999
94. Aanvullend beroepschrift d.d. 17 juni 1999
95. Brief van neuroloog R. d.d. 22 juni 1999
96. Voorlopig bezwaarschrift d.d. 6 juli 1999
97. Brief van va K. d.d. 15 juli 1999
98. Brief van D. d.d. 21 juli 1999
99. Brief van D. d.d. 22 juli 1999
100. Brief van va K. d.d. 26 juli 1999
101. Brief van V. d.d. 29 juli 1999
102. Brief van D. d.d. 2 augustus 1999
103. Brief van D. d.d. 5 augustus 1999
104. Getuigschrift d.d. 5 augustus 1999
105. Brief van Staf Verzekeringsarts V. d.d. 2 augustus 1999
106. Brief aan de Centrale Raad d.d. 24 augustus 1999
107. Brief van D. d.d. 30 augustus 1999
108. Bezwaarschrift d.d.
1 september 1999
109. Brief van D. d.d. 6 september 1999
110. Brief van Stafverzekeringsarts d.d. 13 september 1999
111. Brief van Beleidsmedewerker L. d.d. 4 oktober 1999
112. Brief van D. d.d. 8 oktober 1999
113. Brief van Va K. d.d. 25 oktober 1999
114. Brief en bijlage van Beleidsmedewerker L. d.d. 29 oktober 1999
115. Brief van Staf va V. d.d. 16 november 1999
116. Brief van D. d.d. 19 november 1999
117. Brief van
bva D2. d.d. 1 december 1999
118. Verslag Hoorzitting d.d. 1 december 1999
119. Brief van huisarts J. d.d. 5 december 1999
120. Brief van D. d.d. 28 december 1999
121. Uitspraak Centrale Raad van Beroep d.d. 12 januari 2000
122. Brief van Staf va V. d.d. 17 januari 2000
123. Medisch onderzoeksverslag d.d. 26 januari 2000
124. Brief van D. d.d. 28 januari 2000
125. BESLISSING OP BEZWAAR d.d. 31 januari 2000
126. Brief van
bva D2. d.d. 10 februari 2000
127. Brief van D. d.d. 26 februari 2000
128. Brief van districtsdirecteur d.d. 28 februari 2000
129. Brief van D. d.d. 25 maart 2000
130. Brief van districtsdirecteur d.d. 31 maart 2000
131. Brief aan Nationale Ombudsman d.d. 10 april 2000
132. Brief van D. d.d. 28 april 2000
133. BESLISSING d.d. 14 juli 2000
134. Brief van ###Advocaten aan Rechtbank d.d. 24 juli 2000
135. Pelitnotities d.d. 8 augustus 2000
136. Uitspraak d.d.
14 augustus 2000
137. Voorlopig bezwaar d.d. 18 augustus 2000
138. Brief van D. d.d. 23 augustus 2000
139. Brief aan ###advocaten d.d. 19 september 2000
140. Brief aan ###Advocaten d.d. 16 oktober 2000
141. Aanvullend bezwaar d.d. 13 november 2000
142. Beroepschrift d.d. 21 december 2000
143. Verslag hoorzitting d.d. 15 januari 2001
144. Brief van ###Advocaten d.d. 26 januari 2001
145. Brief aan ###Advocaten d.d. 19 maart 2001
146. Brief van ### d.d. 30 maart 2001
147. Brief aan ###Advocaten d.d. 12 april 2001
148. Brief van ###Advocaten d.d. 10 mei 2001
149. Brief aan ###Advocaten d.d. 14 mei 2001
150. Beslissing van het Centraal Tuchtcollege d.d. 2001
151. Brief van ###Advocaten d.d.
27 februari 2002
152. Brief van ###Advocaten d.d. 27 februari 2002
153. Brief aan ###Advocaten d.d. 22 maart 2002
154. Brief van ###Advocaten d.d. 2 april 2002
155. Brief van ###Advocaten d.d. 5b april 2002
156. Brief aan ###Advocaten d.d. 16 april 2002
157. Beslissing van het Centraal Tuchtcollege d.d. 2002
158. Brief van D. d.d. 26 juli 2002
159. Uitspraak Centrale Raad van Beroep d.d.
2 december 2002
160. Medisch onderzoeksverslag d.d.
15 januari 2003
161. Rapportage bezwaar-arbeidsdeskundige d.d.
4 februari 2003
162. Brief aan ###Advocaten d.d. 1 mei 2003
163. Brief van ###Advocaten d.d. 8 mei 2003
164. Verslag Hoorzitting d.d. 11 augustus 2003
165. Medisch onderzoeksverslag d.d. 11 augustus 2003
166. Rapportage bezwaar-arbeidsdeskundige d.d. 2 september 2003
167. BESLISSING OP BEZWAAR d.d.
9 september 2003
Hierboven staat bij nummer 159 de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
genoemd van 2 december 2002, die datum is eigenlijk 19 november 2002.
Het UWV is verplicht om alle brieven, rapporten, etc. naar
de rechtbank te sturen. Hierboven staat in de "inventarislijst"
wat allemaal naar de rechtbank werden gestuurd.
Maar daar ontbreken zo'n 52 brieven die wel tot het WAO-dossier behoren,
en waartussen documenten zitten, die voor mij erg belangrijk zijn.
Ik vind dit op z'n minst zeer onzorgvuldig van het UWV.
De rechtbank laat mijn advocaat weten dat de gronden van mijn beroep
nog ingediend moeten worden.
Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht
AANGETEKEND
De heer mr. P.
Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk procedurenummer 03 / 2783 WAO
Onderwerp het beroep van D. te ###
HERINNERING
Geachte heer,
Met het schrijven van 19 september 2003 is u bericht dat het
door u ingediende beroepschrift niet voldoet aan alle vereisten:
Ik breng u thans in herinnering dat er nog een termijn
van één week resteert om die verzuimen
hieronder aangekruist te herstellen.
• Het beroepschrift moet tenminste bevatten:
• de gronden van het beroep.
Maakt u van deze gelegenheid geen gebruik dan kan
de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Hoogachtend,
griffier
Hieronder staat het beroepschrift.
BEROEPSCHRIFT
(nadere gronden)
Aan de rechtbank te R.
sector bestuursrecht
GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN:
D., wonende te ### aan de ###, te dezer zake domicilie kiezende te ###
aan de ### ten kantore van de advocaat en procureur mr P., die ten deze
tot gemachtigde wordt gesteld en als zodanig zal optreden met het recht
van substitutie en vervanging;
1. Appellant, hierna "D.", heeft van verweerder, hierna "UWV",
een beslissing ontvangen d.d.
9 september 2003 waarin is bepaald dat
het bezwaarschrift van D. tegen de beslissingen van het UWV
d.d.
31 mei 1999 en 14 juli 2000 gegrond zijn, het UWV
de kosten van juridische hulp en bijstand vergoedt en dat D.
op en na 5 maart 1997 voor 45-55% arbeidsongeschikt moet worden geacht;
2. D. heeft zich met deze beslissing niet kunnen verenigen
zodat hij op 15 september 2003 een beroepschrift heeft ingediend
(productie 1);
3. D. wenst de gronden hierna als volgt aan te vullen;
4. De beslissing van het UWV d.d.
9 september 2003 bevat
een primaire beslissing alsmede een beslissing op bezwaar.
Ter toelichting diene het volgende;
5. De Centrale Raad van Beroep heeft bij beslissing
van
29 december 1999 een door D. ingediend beroepschrift gegrond verklaard
en het besluit d.d. 28 mei 1997 vernietigd omdat dit in strijd is
met het zorgvuldigheidsbeginsel. De uitspraak van
de Centrale Raad van Beroep wordt overgelegd als productie 2.
Naar aanleiding van deze uitspraak heeft het UWV
bij beslissing van 14 juli 2000 alsnog besloten dat
de arbeidsongeschiktheidsuitkering van D. niet wordt verhoogd.
Tegen deze beslissing heeft D. een bezwaarschrift ingediend (productie 3)
dat met gronden is aangevuld op 13 november 2000 (productie 4).
Dit bezwaarschrift is eerst behandeld op 11 augustus 2003
waarna de beslissing van het UWV van
9 september 2003 is gevolgd;
Met de beslissing op bezwaar d.d.
9 september 2003 is voorts
een primaire beslissing genomen naar aanleiding van
een andere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (productie 5).
In deze uitspraak van
2 december 2002 heeft
de Centrale Raad van Beroep de beslissing van het UWV
d.d.
31 mei 1999 vernietigd en heeft voorts bepaald dat
het UWV een nieuwe beslissing dient te nemen, in acht nemende
de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.
De beslissing dateert van
9 september 2003;
6. D. heeft, voor zover de beslissing betrekking zou hebben
op de heroverweging van de beslissing van het UWV d.d.
31 mei 1999,
een bezwaarschrift ingediend op 15 september 2003 (productie 6);
7. D. kan zich niet vinden in de visie van het UWV dat
het ingediende bezwaarschrift als een beroepschrift moet worden aangemerkt.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het UWV,
in acht nemende haar uitspraak, een nieuwe beslissing dient te nemen.
Tegen deze nieuwe beslissing dienen de
reguliere bezwaar- en beroepsmogelijkheden open te staan.
De casus houdt niet een zodanig nauw verband met de casus,
welke in bezwaar is beslist naar aanleiding van
de beslissing van het UWV d.d. 14 juli 2000,
dat het rechtsmiddel van bezwaar overgeslagen zou dienen te worden;
8. D. is in 1990 als programmeur in dienst getreden
bij C. BV (momenteel V.) te M.. Hij is op 21 april 1992
in verband met vermoeidheidsklachten en later nekklachten
arbeidsongeschikt geworden en heeft over de maximumduur
van 52 weken ziekengeld ingevolge de Ziektewet ontvangen.
In aansluiting hierop is hem met ingang van 23 maart 1993
een uitkering toegekend in-gevolgde de Algemene arbeidsongeschiktheidswet
en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%,
omdat hij geschikt werd geacht voor de helft van de tijd
zijn eigen werkzaamheden bij C. te verrichten.
Per 1 oktober 1993 is de AAW-uitkering ingetrokken en
is de WAO-uitkering verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid
van 15-25% omdat D. in staat werd geacht tot het verrichten
van zijn werkzaamheden bij C. gedurende zes uur per dag;
9. D. heeft zich voor zijn arbeid op 5 maart 1997 ziek gemeld
in verband met, met name, nekklachten. De toename van klachten,
welke op 5 maart 1997 zijn weergegeven, is als volgt samen te vatten:
- het gebruik van spieren is steeds meer beperkt door toename van pijn in de nek;
- de in het verleden opgetreden beperkingen veroorzaken steeds meer hinder;
- er is sprake van sneller optredende hoofdpijn en duizeligheid;
- D. dient globaal in 1997 9 uur per dag te slapen terwijl hij globaal
16 uur per dag in bed ligt. In tegenstelling tot vóór 1997
dient D. 's ochtends 1 a 2 uur te rusten en 's avonds globaal 1 uur.
Daarnaast dient D. 's middags 3 uur te rusten;
- D. ondervindt meer hinder van de beperkingen van de cervicale wervelkolom,
o.a. C2/C3 en C4 sinds 5 maart 1997;
- D. heeft meer last van verkramping van spieren in de nek;
Voorts verwijst D. naar het dag- en week overzicht d.d. 10 april 1999
(productie 10 bij beroepschrift nadere gronden d.d. 19 juni 1999)
en zijn "eigen verhaal" d.d. 20 november 1998
(productie 9 bij beroepschrift nadere gronden d.d. 19 juni 1999 );
10. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beslissing
d.d.
29 december 1999 geoordeeld dat het UWV de melding van D. van 5 maart 1997
had moeten behandelen als een aanvraag om toepassing van artikel 39a van de WAO.
Omdat het UWV dit niet heeft gedaan, heeft de Raad geconcludeerd dat
het besluit in strijd is genomen met het zorgvuldigheidsbeginsel.
In de beslissing van het UWV naar aanleiding van de uitspraak van
de Centrale Raad van Beroep is aangegeven dat de arbeidsongeschiktheid
van D. na 5 maart 1997 niet zou zijn toegenomen en dat D.
onveranderd 15-25% arbeidsongeschikt zou zijn. Naar aanleiding van
het tegen die beslissing ingediende bezwaarschrift oordeelt
het UWV in de beslissing van
9 september 2003 dat
de arbeidsongeschiktheid van D. vastgesteld zou dienen te worden
op 45-55%. In het kader van toepassing van artikel 39a WAO (Wet Amber)
had het UWV in verband met de toename van de beperkingen van D.
een belastbaarheidsprofiel op dienen te stellen en was
arbeidskundig onderzoek noodzakelijk geweest om te concluderen of
de afname van de mogelijkheden om te functioneren ook tot
een toename van de arbeidsongeschiktheid door dezelfde oorzaken
geleid zouden hebben;
11. Het UWV stelt dat D. in de periode van 12 maart 1997 tot 26 mei 1997
en op 20 mei 1999 dan wel 26 mei 1999 zou zijn beoordeeld
door primaire verzekeringsartsen L. en K.. Naar aanleiding daarvan
zou zijn aangenomen dat de in 1994 vastgestelde belastbaarheid niet
zou zijn gewijzigd, althans dat de belasting verbonden aan zijn werkzaamheden
in dienst bij C. gedurende 6 uren per werkdag niet zou overschrijden;
12. Wat betreft de periode van 1997 is destijds
geen belastbaarheidspatroon opgesteld terwijl voorts
geen arbeidskundig onderzoek is gedaan. D. is op 10 april 1997 gezien
door K2. in het kader van de Ziektewet. Voorts is D. op 21 mei 1997 gezien door L..
Van dit onderzoek ontbreekt een uitgebreide rapportage in het dossier.
Er zijn slechts enige aantekeningen. Er is een rapportage beschikbaar
van
20 juni 1996 uit welke niet kan worden geconcludeerd dat
een belastbaarheidspatroon is vastgesteld of
arbeidskundig onderzoek is gedaan. Enige objectieve basis om te komen
tot 6 uren arbeid per dag is niet gegeven en bevindt zich niet in het dossier.
Vóór 1997 is nooit een belastbaarheidsprofiel opgesteld;
13. D. overlegt als productie 7 het beroepschrift onder nader
aan te voeren gronden d.d. 2 oktober 1998 dat in het kader van de procedure
tegen de beslissing op grond van artikel 39a WAO destijds is ingediend bij
de Centrale Raad van Beroep (op 2 oktober 1998). Als productie 8 overlegt D.
de nadere gronden d.d. 19 juni 1999. D. wenst de inhoud
van deze beide producties als volledig ingevoegd en geinsereerd in
deze procedure te beschouwen. Een afschrift van de medische kaart over
de periode 12 maart 1997 t/m 21 mei 1997 wordt overgelegd als productie 9.
Uit hetgeen in de procedure naar aanleiding van de beoordeling
in het kader van artikel 39a WAO heeft plaats gevonden en de beslissing
van de Centrale Raad van Beroep dienaangaande d.d. 29 september 1999
kan worden afgeleid dat het UWV alsnog, per 5 maart 1997,
een belastbaarheidsprofiel en arbeidskundig onderzoek zou dienen op te stellen;
14. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep d.d.
19 november 2002
heeft betrekking op de beslissing van het UWV d.d.
31 mei 1999 waarbij
in het kader van de vijfjaarlijkse herbeoordeling
het arbeidsongeschiktheidspercentage van D. ongewijzigd
is vastgesteld op 15-25%. In het kader van die beoordeling heeft
de verzekeringsarts op 20 mei 1999 onderzoek aan D. verricht.
De verzekeringsarts heeft gesteld dat er geen aanwijzingen zouden zijn
voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek.
Anderzijds heeft de verzekeringsarts de psychiatrische expertise van E.
gevolgd waarin D. in staat zou worden geacht het eigen werk als programmeur
voor 6 uren per dag te verrichten. De conclusie van E. dat D. 6 uren per dag
zijn arbeid zou kunnen moeten verrichten (vide zijn rapportage van 26 oktober 1994)
baseert hij op de aanname dat sprake zou zijn van psychopathologie en/of een
persoonlijkheidsproblematiek. De verzekeringsarts welke D. heeft onderzocht
was K.. Bezwaarverzekeringsarts D2. heeft in het kader van de bezwaarprocedure
tegen deze beslissing de onjuistheid van het rapport van psychiater E.
d.d. 26 oktober 1994 bevestigd. Echter ook zij komt tot het,
niet nader gemotiveerde, oordeel dat D. 6 uren per dag zou kunnen werken
in zijn eigen arbeid. D. overlegt het beroepschrift dat in het kader van
die procedure is ingediend bij de Centrale Raad van Beroep
op 23 augustus 2000 als productie 10. Het beroepschrift (nadere gronden)
d.d. 21 december 2000 overlegt D. als productie 11.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing d.d.
19 november 2002
aangegeven dat het UWV door haar schatting te baseren op geschiktheid
voor een gedeelte van de maatmanarbeid, een onjuiste maatstaf heeft aangelegd.
Daarnaast heeft de Centrale Raad van Beroep overwogen dat in de procedure
ter zake van de vijfjaarlijkse herbeoordeling van D. de gezondheidstoestand
van D. per 1 juni 1999 aan de orde was en de daaruit
mogelijk voortvloeiende beperkingen tot het verrichten van arbeid.
De Raad heeft het niet aangewezen geacht, mede gezien
het tijdsverloop sedert 1994, om een vergelijking van de belastbaarheid
van D. te maken in 1999 en in 1994 op basis van de medische oordeelsvorming
omtrent zijn gezondheidstoestand in 1994. De urenbeperking die destijds
door het UWV aanvaard is, met name ingegeven door de overwegingen
met betrekking tot de psychische toestand van D. (waarbij steeds
wordt gerefereerd aan de psychiatrische expertise van E.) wordt,
zo oordeelt de Centrale Raad van Arbeid, ook niet door het UWV aangehangen.
De Raad heeft daarbij overwogen dat de beperkingen van D. alsnog
per 1 juni 1999 zelfstandig dienen te worden beoordeeld. Hieruit kan,
mede gezien de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, worden afgeleid
dat alsnog medisch onderzoek dient te worden verricht naar
de urenbeperking van D.. Daarbij dient alsnog zowel een belastbaarheidspatroon
alsmede arbeidskundig onderzoek plaats te vinden, uitgaande van de situatie
per 1 juni 1999;
15. Het vorenstaande leidt ertoe dat de beoordelingen van onder meer K.
geen basis kunnen zijn voor het bepalen van de arbeidsongeschiktheid van D..
Ook kan hieruit derhalve niet worden geconcludeerd dat sprake is van
een urenbeperking van zes uren per dag voor het eigen werk en kan dit
niet dienen als uitgangspunt voor het bepalen van de arbeidsongeschiktheid
van D.. D. overlegt als productie 12 een conclusie van dupliek in de procedure,
die D. tegen K. heeft aangespannen bij het regionaal medisch tuchtcollege.
K. stelt hier dat hij eerdere rapportages niet op juistheid heeft onderzocht.
Hij heeft daardoor blijkbaar ook geen rekening gehouden met onder meer
het rapport van S. van
18 decenber 1997 waarin (nogmaals) duidelijk wordt
dat reumatoloog S8. op lichamelijke gronden een diagnose heeft gesteld.
Ook blijkt uit de conclusie van dupliek dat K. geen rekening met
het rapport van F3. heeft gehouden (dat was toen wel in het bezit van het UWV!);
16. Zoals wel blijkt uit de overgelegde stukken in
de onderhavige procedure, hebben zowel L. als K. alsmede
bezwaarverzekeringsarts D2. onvoldoende rekening gehouden met
de conclusies van drs. F3.. die van oordeel is dat er geen sprake is
van psychopathologie maar dat de klachten van D. hoogstwaarschijnlijk
toe te schrijven zijn aan een moeilijk te diagnosticeren somatisch probleem.
Voorts is voorbijgegaan aan de conclusies van S., reumatoloog te V.,
die heeft aangegeven dat sprake is van een mechanisch functionele stoornis,
een niet goede lichaamshouding met een scoliose van de rug en bovendien
een versterkte thoracale kyfose, hetgeen leidt tot pijnklachten
met spierpijn en blokkeringen in de rug. Voorts is voorbij gegaan
aan hetgeen orthopedisch chirurg J. heeft gesteld en
zijn conclusie dat sprake is van een duidelijk geremd bewegingspatroon
van de gehele wervelkolom. Daarnaast is onvoldoende gelet op hetgeen H.,
manueel therapeut, op 17 september 1999 heeft geconcludeerd met betrekking
tot een extreem slechte cervicale mobiliteit van D. in combinatie met
zeer veel stugheid in de weke delen. Ook S. heeft in zijn rapportages
d.d. 23 februari 1999 en 29 april 1999 aangegeven dat sprake is van
ernstig invaliderend pijngedrag. Tevens is men uitgegaan van
een verkeerd in het dossier opgenomen rapportage van het R.
d.d.
19 oktober 1992 terwijl in een juiste rapportage van het R.
had dienen te staan dat sprake zou zijn van een "mogelijke conclusie"
met betrekking tot de beperkingen van D.. Per abuis was
in de rapportage geplaatst "conclusie". De rapportages gaan derhalve uit
van een sterk vervuild dossier;
17. In de onderhavige casus bevindt zich in het dossier
een medisch onderzoeksverslag d.d.
15 januari 2003 dat is opgesteld
door verzekeringsarts D2.. Deze is echter niet onafhankelijk omdat
de verzekeringsarts ook al betrokken is geweest bij voorgaande beoordelingen die,
naar inmiddels is gebleken, een onjuiste basis vormen voor
de arbeidsongeschiktheid van D.. Uit het onderzoeksverslag
d.d.
15 januari 2003 wordt wederom uitgegaan van een rapportage d.d.
20 juni 1996
waarin is aangegeven dat D. belastbaar zou zijn voor 6 uren per dag
in eigen werk. Tevens wordt wederom uitgegaan van de psychiatrische expertise
van E. terwijl de Centrale Raad van Beroep zelf heeft aangegeven dat
deze expertise geen basis kan vormen voor het bepalen van
de arbeidsongeschiktheid van D.. Mede nu wederom wordt voorbij gegaan aan
hetgeen door D. is gesteld, is sprake van een onzorgvuldige en onjuiste beoordeling.
Daarbij merkt D. op dat hij niet betrokken is bij de totstandkoming van
het medisch onderzoeksverslag. Hij is niet gehoord door het UWV. Daar D.
refereert aan de beoordeling d.d.
26 mei 1999 merkt D. wederom op
dat hierbij niet zijn commentaar is betrokken op deze rapportage zoals
hiervoor staat aangegeven. Voorts wordt de uitspraak van
de Centrale Raad van Beroep van november 1999 veronachtzaamd waaruit
eveneens voortvloeit dat deze rapportage geen basis kan vormen voor
een nieuwe beslissing omtrent de arbeidsongeschiktheid van D.. D. heeft voorts
in de bijlage bij het medisch onderzoeksverslag een belastbaarheidsprofiel
opgesteld. Ook hierbij is D. niet betrokken. Ook blijkt niet op welke grond
het belastbaarheidsprofiel is gebaseerd;
18. De beperkingen van D. leiden ertoe dat sprake is
van volledige arbeidsongeschiktheid. D. is niet belastbaar conform
dit belastbaarheidsprofiel.
19. Vanwege zijn nekproblemen kan D. niet dagelijks
een paar uur achter elkaar ergens mee bezig zijn. Met pijnstillers en
een
halskraag is wel tijdelijk een hogere belasting mogelijk, doch dat
wreekt zich in de dagen daarna. Dienaangaande is ook geen onderzoek
aan hem verricht;
20. Hetzelfde geldt ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling.
Ook hierbij is D. niet betrokken. De aangegeven arbeidsmogelijkheden kunnen
redelijkerwijze niet op D. van toepassing worden verklaard. Frappant is
daarbij overigens dat als datum is aangegeven 5 maart 1997 terwijl het
daadwerkelijk samenstellen van de lijst moet hebben plaats gevonden
aanvang 2003;
21. Nu het belastbaarheidspatroon onjuist is vastgesteld terwijl
voorts de arbeidskundige beoordeling (waarbij D. niet eens is betrokken)
eveneens niet door de beugel kan, is ook het maatmanloon verkeerd berekend.
Daarbij merkt D. ook nog op dat de indexering op onjuiste wijze heeft
plaats gevonden. Zo zou tot een maatman uurloon per maart 1993 worden
gekomen van f 22,83, het niveau in 1997 zou f 24,55 zijn en in 1999 f 26,39.
De indexering van 1993 tot 1997 heeft derhalve op onjuiste wijze plaats gevonden.
Voorts wijst D. erop dat dezelfde functies zijn aangeduid waarbij overschrijding
van de belastbaarheid zou hebben plaats gevonden. De bezwaarverzekeringsarts
zou hebben aangegeven dat deze overschrijding voor D. geen belemmering voor
het uitoefenen van de functies zou vormen. Dit is echter volledig onjuist
en wordt ook niet gemotiveerd. Het verlies aan verdiencapaciteit is
onjuist berekend en de arbeidsongeschiktheid van D. dienovereenkomstig eveneens;
22. In het medisch onderzoeksverslag heeft D2., ditmaal wederom
optredend als bezwaarverzekeringsarts, een medische herbeoordeling
laten plaats vinden. D. heeft hiertegen bezwaar gemaakt. D2. was niet
alleen ook al betrokken bij de herbeoordeling van de beslissing
in het kader van de vijfjaarlijkse WAO-beoordeling. Ook was zij
betrokken bij de primaire beoordeling zoals aangegeven in
het medisch onderzoeksverslag van
15 januari 2003. Ook was D2.
betrokken bij de behandeling van de beslissing op bezwaar tegen
het besluit van 14 juli 2000. Dit is uitermate onzorgvuldig en
niet conform de daarvoor geldende richtlijnen;
23. Bij het lichamelijk onderzoek dat aan D. heeft plaats gevonden
en bij het dossieronderzoek is onvoldoende rekening gehouden met
de beperkingen van D.. D. is absoluut niet belastbaar conform
het belastbaarheidspatroon dat is opgesteld. Dit is verder niet tijdens
de hoorzitting, welke heeft plaats gevonden op 11 augus tus 2003, onderzocht.
De beperkingen van D. brengen met zich mee dat hij niet in staat is
enige betaalde arbeid te verrichten. Het beperkte gebruik van spieren
door de toename van pijn in de nek, de hoofdpijn, de duizeligheid,
de moeheid en de bewegingsbeperkingen, leiden ertoe dat D.
volledig arbeidsongeschikt dient te worden verklaard;
24. De beslissing van het UWV kan niet in stand blijven,
mede gezien de onzorgvuldige wijze waarop deze tot stand is gekomen.
D2. baseert zich nog steeds op haar eerdere rapportages terwijl juist
een algeheel nieuwe rapportage zou dienen plaats te vinden,
bij voorkeur uitgevoerd door een onafhankelijke verzekeringsarts
niet zijnde D2.. Voorts baseert D2. zich toch weer op de rapportage
van psychiater E. terwijl duidelijk is dat men zich hierop niet kan baseren;
25. Ten onrechte worden de conclusies van S. in de wind geslagen.
D2. kan de beperkingen van D. niet verklaren. Dat wil echter niet zeggen dat
deze er niet zijn. Studie van het door D. aangeleverde materiaal levert
het objectieve bewijs op van de volledige arbeidsongeschiktheid van D.;
26. D. stelt prijs op een mondelinge behandeling. Daarbij zou het
de voorkeur verdienen dat tevens bezwaarverzekeringsarts D2. aanwezig is;
27. Voorts wenst D. zich het recht voor te behouden nadere gronden
in te dienen;
REDENEN WAAROM:
D. de rechtbank verzoekt de beslissing d.d.
9 september 2003 te vernietigen
en alsnog te bepalen dat D. op en na 5 maart 1997 voor 100% arbeidsongeschikt
dient te worden geacht dan wel een beslissing te nemen welke de rechtbank
in goede justitie vermeend te behoren, één en ander
met veroordeling van UWV G. in de kosten van deze procedure.
M., 16 oktober 2003
Gemachtigde
Hierboven wordt bij punt 5 de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
van 2 december 2002 genoemd, de datum van die uitspraak is eigenlijk 19 november 2002.
Bij punt 14 wordt een rapportage van 19 oktober 1992 genoemd, dat moet
19 november 1992 zijn.
Mijn advocaat stuurt met de volgende brief een uitspraak van het NIP
naar de rechtbank.
Rechtbank R.
17 december 2003
Uw ref. 03 / 2783 WAO
Van mr P.
Geachte mevrouw ###,
In de bijlage gelieve u aan te treffen een kopie van de
uitspraak
van het College van Beroep van het Nederlands Instituut van Psychologen
d.d. 17 oktober 2003. Gaarne moge ik u verzoeken deze uitspraak
toe te voegen aan het dossier.
Een kopie van deze brief zend ik aan de Uitvoeringsinstelling.
Hoogachtend,
P.
De Rechtbank stuurt altijd de brieven van de ene partij naar
de andere. Dus bovenstaande brief wordt door de Rechtbank
naar het UWV gestuurd, maar voor de zekerheid
stuurt mijn advocaat het zelf ook naar het UWV.
G. B.V.
t.a.v. Afdeling Bezwaar en Beroep
t.a.v. de heer G.
17 december 2003
Van mr P.
U zonder begeleidend schrijven aangeboden:
kopie van mijn brief van heden aan de rechtbank R.
P.
Omdat het UWV een flink aantal stukken niet naar de
rechtbank had gestuurd, wordt met onderstaande brief
nog allerlei stukken toegevoegd.
Rechtbank R.
t.a.v. mw ###
5 februari 2004
Uw ref. 03 / 2783 WAO
Van mr P.
Geachte mevrouw ###,
Bijgaand doe ik u toekomen aanvullende stukken
met het verzoek deze toe te voegen aan het dossier.
Een kopie van deze brief zend ik aan
de Uitvoeringsinstelling.
Hoogachtend,
P.
Ik had mijn advocaat gevraag om de ontbrekende
stukken ook naar het UWV te sturen, voor alle
duidelijkheid. Dat gebeurde met onderstaande
brief:
G. B.V.
t.a.v. mw M6.
5 februari 2004
Van mr P.
Geachte mevrouw M6.,
Bijgaand doe ik u toekomen een kopie van de brief
welke ik verzonden heb aan de rechtbank.
Gaarne moge ik u verzoeken de brief met bijlage
toe te voegen aan het juridisch / medisch dossier.
Hoogachtend,
P.
Laatste wijziging van deze bladzijde: juni 2006