Aan Huisartsenmaatschap "###" t.a.v. dhr. R., huisarts,
Copy: t.a.v. mr. P.,
Betreft: de heer D., geboren: ###, wonende: ###; voorheen: ###.
Psychologisch rapport
Probleemstelling:
D. heeft pijn in zijn nek, bovenrug en in mindere mate onder in de rug
zonder opmerkelijke stijfheid. De pijn neemt toe bij belasting in de loop van
de dag en neemt in de loop van de nacht af Naast de pijnklachten in nek en rug
heeft hij dagelijks frontaal veel hoofdpijn, die kan oplopen tot een zware
migraine. Daarnaast heeft hij last van duizeligheid en moeheid. Hij is voor
deze klachten behandeld in 1993, maar de klachten zijn niet weg. Hij wordt nog
steeds gehinderd door de oplopende pijnen om normaal te leven en te
werken. D. werkte als programmeur en kan niet langer meer voor halve dagen
werken. Om de afgelopen jaren toch te functioneren werkte hij aan zijn
conditie, hield rust en stootte alle nevenaktiviteiten (hobby's) en sociale
contacten af die niet strikt noodzakelijk waren. Volgens sommige medische
rapporten is hij fysiek in staat om zes uur per dag te werken als programmeur.
Omdat D. dit afwijst en zegt, dat dit niet haalbaar is, werd hij medisch
en psychiatrisch onderzocht. De conclusie uit deze onderzoeken was, dat medisch
psychiatrisch gezien D. zijn werk als programmeur gedurende zes uur per
dag wel zou kunnen verrichten. D. voelt zich niet serieus genomen en is
een beroepszaak gestart.
Onderzoek:
D. is behandeld voor zijn pijnklachten o.a door
D., osteopaat. Deze (9-8-1993) schrijft de klachten van D. toe aan zijn
fysieke gestel: "De beperking van C2 is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de
hoofdpijn en nekklachten". D. stelt voor op langere termijn D.
opnieuw te onderzoeken om te zien of er verandering is opgetreden in zijn
bewegingsschema. Op
23-8-1993 bevestigt S., reumatoloog,
dat de klachten van D. toe te schrijven zijn aan een
mechanisch-funktionele stoornis. Hij tekent daarbij aan dat de patiënt
nerveus-gespannen is, wat de spierklachten niet ten goede komt. Hij adviseert
manuele therapie gecombineerd met houdings- en ontspanningsoefeningen voor nek
en rug. Als dit niet voldoende baat geeft, dan stelt hij eventueel een
revalidatie-behandeling voor via de specialist R.. Voor een second-opinion
verwijst hij naar D., arts in het B.instituut in A..
Conclusie: D. 's klachten werden toen serieus genomen en hij werd
behandeld. Echter de klachten bleven. Sinds februari 1997 namen de klachten
sterk toe.
Op 27 juni 1994 werd hij medisch onderzocht door S., orthopaedisch
chirurg, die concludeert, dat D. niet ziek is, een matig ontwikkelde
musculatuur heeft en constateerde enige kloppijn rechts paralumbaal T6 en
lichte bewegingsbeperking in de nek. Orthopaedisch waren geen duidelijke
afwijkingen. Op basis van dit medisch onderzoek zegt hij, dat
D. zes uur per dag zijn werk als programmmeur kan verrichten. Hij negeert
daarbij de pijnklachten, die D. verhinderen dit werk naar behoren te doen.
Hij adviseert een onderzoek door een psychiater: "Gezien de in de anamnese
genoemde klachten die patiënt naar voren brengt en de moeilijke situatie
waarin hij terecht is gekomen, waarvoor waarschijnlijk geen lichamelijke
afwijkingen aansprakelijk zijn, moet ik ter betere beoordeling van de
gezondheidstoestand een onderzoek door een psychiater sterk adviseren."
Dit onderzoek vond plaats door E2., psychiater in M..
E2. rapporteerde op 26 oktober 1994 aan de heer W., griffier van de
Arrondissementsrechtbank. E2. duidt het gedrag van D. als koppig,
eigenwijs en rigide. Hij theoretiseert, dat er bij D. psycho-dynamisch
sprake is van een emotionele ontwikkelingsstagnatie in de pre-oedipale fase,
precieser (?) gezegd er zou sprake zijn van een emotionele stagnatie
in de autonomiefase in de leeftijd rond 2-3 jaar. Dit zou hebben gezorgd voor
emstige kontaktproblemen ook in de psychosexuele sfeer, ernstige rigiditeit en
eigenwijsheid en koppigheid en het sterk somatisch reageren op externe
stress, waarbij werk en sociaal verkeer de voornaamste bron van stress zouden
zijn.
Bespreking:
E2. trekt deze conclusie o.a. omdat D. weinig sociale
contacten onderhoudt, geen sexuele omgang heeft en geen hobby's (meer) heeft.
D. heeft hem echter uitgelegd, dat hij belemmerd wordt in zijn sociale
contacten, hobby's en werk door zijn pijnklachten. D. had als
prioriteit te kunnen blijven werken, om in ieder geval maatschappelijk
boven water te blijven door voor zover mogelijk, als een volwaardige werknemer
te functioneren, ook al was dat dan voor halve dagen. Hij vond het werk leuk en
wou het graag houden, omdat hij tot september 1996 nog hoop had om gezonder te
worden. Hij liet daarvoor allerlei bezigheden en plezierige contacten schieten,
die hem energie kostten en op den duur meer pijn bezorgden en reduceerde
daarmee zijn bestaan. Hij heeft er alles aan gedaan om 50 % te kunnen blijven
werken. De vraag is wel of het verstandig is om jezelf nagenoeg alles te
ontzeggen alleen om aan het werk te kunnen blijven.
Volgens E2. moet de oorzaak van de klachten van D. gezocht worden in
zijn psychische functioneren en dus psychogeen van oorsprong zijn. Hij schrijft
dat er sprake is van psychopathologie.
Volgens een psychologisch onderzoek door drs. K7. echter, klinisch
psycholoog, had D. alle vragenljsten zodanig ingevuld, dat er geen
sprake is van een psychopathologisch profiel. K. schrijft: "Uitgaande van
de resultaten van de testscores moeten we concluderen dat er met patiënt
in psychosociale, dan wel psychiatrische zin niets aan de hand
is. Over het algemeen scoort hij laag, tot zeer laag, wat betreft psychische en
psychiatrische problematiek, dit soms in merkwaardige tegenstelling tot het
gedrag dat hij in de testgesprekken laat zien. Hierbij is wel degelijk sprake
van zichtbare spanning. Het persoonlijkheidsonderzoek geeft een normaal
profiel, behalve de dimensie somatisatiestoornis, wat overeenkomt met zijn
klachten".
Conclusie:
De klachten van D. zijn hoogstwaarschijnlijk toe te schrijven aan
een moeilijk te diagnosticeren somatisch probleem, waarvoor hij behandeling
nodig heeft. De artsen R. en D. worden in de rapporten genoemd als
mogelijke specialisten voor een behandeling. D. zal contact opnemen met
artsen, die gespecialiseerd zijn op het gebied van Whiplash, waar men
regelmatig stuit op problemen zoals die zich bij D. manifesteren. D.
zal de juiste specialist moeten zien te vinden voor behandeling van zijn
klachten.
Op basis van een voorlopig onderzoek naar het psychische welzijn van D.,
is mijn conclusie dat hij psychisch normaal is en niet lijdt aan enige
psychopathologie. De vraag of D. een zogenaamde "somatiseerder" is, moet
ik ontkennend beantwoorden.
Somatiseerders zijn mensen, die met hun problemen geen raad weten en wel
aandacht durven vragen voor lichamelijke klachten, zoals hoofd-, rug- en
buikpijn. Men komt dit nogal eens tegen bij vrouwen, die sexueel mishandeld
worden of werden en die daarover niet durven, kunnen of mogen praten. Als ze
met hun (spannings)klachten bij de dokter komen, wordt de aandacht meestal
gericht op het somatische en niet op wat er psychisch met hen aan de hand is,
dat ze angstig en niet tegen het geweld zijn opgewassen, waardoor hun
persoonlijkheid ondermijnd wordt/werd.
Bij D. is er van dit alles niets aan de hand. Emotioneel functioneert hij
als een normaal, gezond mens, die er terecht tegen in gaat, als men hem niet
serieus neemt, die vriendelijk doch beslist protesteert, wanneer men hem als
een emotionele kneus schildert, die functioneert op het nivo van een kind, die
mogelijkerwijs geïrriteerd raakt wanneer men hem vervolgens in staat acht
om zes uur lang inspannend hoog geschoold werk te verrichten, terwijl hij uit
ervaring weet dat hij dit niet kan opbrengen vanwege zijn nek- en rugklachten,
vermoeidheid en migraine.
Bij nadere beschouwing van het psychiatrisch rapport zou het niet onlogisch
geweest zijn, wanneer de psychiater D. zou hebben geadviseerd met werken
te stoppen omdat hij het fysiek niet aan kon.
Advies:
Het lijkt me verstandiger wanneer D. binnen de context van
zijn mogelijkheden zich minder op het werk fixeert en meer op stimulerende en
plezierige sociale contacten en ontspanning. Het zal goed voor hem zijn en
misschien wordt dat niet tegen hem gebruikt.
Er is geen enkele reden te noemen om de pijnklachten van D. niet serieus
te nemen. Hij wilde niets liever dan aan het werk blijven binnen de beperkingen
van zijn fysieke mogelijkheden, omdat zijn werk zijn volledige interesse had.
Wel is aan te nemen, dat de spanning waaronder hij moet leven, ook
door deze gang van zaken, de klachten doen toenemen. Wordt hij adequaat
behandeld en krijgt hij de ruimte die hij nodig heeft, dan zal het beter met
hem gaan en ontmoet men inplaats van een "koppige en eigenwijze patiënt"
(beschrijving psychiater), een coöperatieve, vriendelijke, meewerkende
patiënt, die niet langer zich defensief hoeft te weren.
Hij lijkt mij een integere man, die alleszins er recht op heeft serieus
genomen en geloofd te worden als hij zegt niet te kunnen blijven werken, hoe
graag hij ook wil en ruimte te krijgen om aan zijn revalidatie te werken.
juli 1997
drs. F3.