bezwaarschrift
Aan: UWV
Afdeling Bezwaar en Beroep
B.
(aangetekend met ontvangstbevestiging)
Datum : 15 mei 2006
Betreft : bezwaarschrift
Bijlagen :
• beslissing, d.d.
7 april 2006.
• kopie uit DSM-IV-TR over "Undifferentiated Somatoform Disorder".
• mijn repliek in een procedure bij het Medisch Tuchtcollege,
d.d.
20 september 2001.
• uitspraak van Rechtbank M. (met begeleidende brief van
23 december 2003. en aanvullende brief van
10 januari 2003).
Geachte mevrouw, heer,
Hierbij maak ik:
dhr. D.
bezwaar tegen:
de beslissing van
7 april 2006,
met uw kenmerk : ###, ###,
en als onderwerp : Uw rechten op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
Inleiding
1. In de eerste plaats is het voor mij fysiek onmogelijk om hele dagen te werken.
Naar mijn mening hebben de conclusies in het medisch onderzoeksverslag
dan ook maar weinig met de realiteit te maken,
terwijl dat in principe wel de bedoeling zou moeten zijn.
2. De wijze waarop verzekeringsarts dhr. K4. zijn conclusies onderbouwt
vindt hij zelf zeer helder en conform de huidige richtlijnen.
Als ik echter controleer hoe hij zijn conclusies onderbouwt,
dan kan ik niet anders constateren dan dat ik het onzorgvuldig vind.
3. Mijn bezwaren tegen de werkwijze van het UWV is al jaren,
dat aantoonbaar onjuiste gegevens steeds als basis dienen
voor de conclusies. Naar mijn mening gaat verzekeringsarts dhr. K4.
ook gewoon door met de onjuiste gegevens zoals die vanaf 1992
in de rapporten staan.
Administratief
4. Voor mijn bezwaar richt ik mij op het "medisch onderzoeksverslag",
zoals ik dat ontving bij de brief van
22 maart 2006.
Dat is de vierde versie van dat verslag.
De "verzekeringsgeneeskundige rapportage" laat ik buiten beschouwing.
Ook heb ik de medische zaken niet op een aparte bijlage vermeld,
aangezien ik niet weet waar ik de scheiding zou moeten aanbrengen,
en ik er geen bezwaar tegen heb als het medische deel bekend is.
5. Mijn bezwaren beginnen met mijn brief van
24 februari 2006.
Daarom wil ik u vragen om die brief tezamen met de brief
van verzekeringsarts K4. van
28 februari 2006 als onderdeel
van deze bezwaarprocedure te beschouwen.
6. Ik wil in aanmerking komen voor een vergoeding van de kosten
die ik maak voor deze procedure. Tevens hou ik het UWV verantwoordelijk
voor de gang van zaken, die volgens mij opnieuw onzorgvuldig is.
Bezwaren
Nieuwe instructie
7. Hierbij doe ik een beroep op de nieuwe instructie,
waarin staat dat met alle beperkingen rekening gehouden moet worden.
Deze nieuwe instructie is vooral bedoeld voor mensen met ME/CVS,
maar geldt ook in het algemeen. Verzekeringsarts K4. heeft daar geen rekening mee gehouden.
Ik ben van mening dat volgens reumatoloog S8. mijn klachten
en de mate te verklaren zijn met zijn bevindingen,
maar verzekeringsarts K4. vindt van niet. Desondanks staat in de nieuwe regel dat:
"een (duidelijke) diagnose is niet vereist om te concluderen
dat cliënt beperkingen heeft als gevolg van ziekte".
Daarnaast staat in de instructie dat als een verzekeringsarts geen rekening houdt
met de beperkingen, dat hij dat dient te motiveren.
Problemen uit het verleden
8. In het medisch onderzoeksverslag wordt aan het begin,
onder het kopje "Onderwerp", naar allerlei rapporten verwezen,
en zelfs naar rapporten uit 1992 en 1993. Allerlei gegevens en conclusies uit
die rapporten hebben echter hun geldigheid intussen verloren.
Opvallend is dat verzekeringsarts dhr. K4. nergens schrijft over
de waarschuwing voor de psycholoog en de psychiater,
en ook niet over de onprofessionele werkwijze van het Gak/UWV in het verleden.
Hij wil het daar blijkbaar niet eens over hebben, want hij schrijft in
zijn brief van
22 maart 2006 op blz. 3 (op 1/3 van boven):
"Omdat deze uitspraak tot op heden rechtskracht heeft ben ik ook
in mijn beoordeling rechtens gehouden rekening te houden met
de feitelijke gevolgen van deze uitspraak en heeft het volgens mij
weinig zin om terug te gaan op zaken vóór 2000."
Gevoelsmatig legt hij het probleem zelfs bij mij,
als hij op blz. 2 van die brief (bijna bovenaan)
doet alsof het alleen maar om zinsneden gaat waaraan
ik me heb gestoord. Hij schrijft:
"maar toch wil ik in dit verband wel opmerken,
dat ik in mijn beoordeling juist heb gepoogd u als mens zoveel mogelijk
recht te doen door waar mogelijk zinsnedes weg te laten,
waaraan u zich in het verleden heeft gestoord"
9. Er is inmiddels wat meer duidelijkheid over het getal van "6"
voor de urenbeperking (die verzekeringsarts K4. nu laat vervallen).
9.1. In het medisch onderzoeksverslag van
15 januari 2003 schrijft
bezwaarverzekeringsarts mevr. D2.:
"Omdat er sprake was van een labiel evenwicht is besloten betrokkene
tegemoet te komen en hem 6 uur belastbaar te achten,
aangezien hij daarbij nog redelijk kon functioneren".
Dat is een onjuiste redenatie, omdat ik niet zes uur,
maar halve dagen werkte en dat uiteindelijk niet kon volhouden.
9.2. Tijdens de hoorzitting van 11 augustus 2003
(zie mijn
woordelijk verslag van 30 december 2003, blz. 12)
zei mr. G4:
"Min of meer in de veronderstelling verkerend
dat het van lieverlee beter zou gaan met u, ...".
Ik dacht toendertijd ook dat het lichamelijk beter zou gaan met mij,
maar mr. G4. lijkt het hier over iets psychisch te hebben.
9.3. In zijn brief van
13 maart 2006 schrijft mr. G4.:
"In aansluiting op de rapportage van
bezwaarverzekeringsarts O2. merken wij onder verwijzing naar
het medisch onderzoeksverslag d.d.
15 januari 2003 van
bezwaarverzekeringsarts D2. nog op dat een urenbeperking
van 6 uren voor het eigen werk werd aangenomen om
de heer D. tegemoet te komen".
Dat is nog steeds niet helemaal duidelijk.
9.4. In zijn medisch onderzoeksverslag van 3 februari 2006 citeert
verzekeringsarts K4. de Centrale Raad van Beroep,
die schrijft dat de urenbeperking in het verleden
mede was ingegeven door overwegingen van psychische aard.
Verzekeringsarts K4. schrijft dat de grond voor het aanhouden
van een urenbeperking eigenlijk zou komen te vervallen
als het psychische wordt verlaten. Daarmee bevestigd verzekeringsarts K4.
dat de urenbeperking uit 1993 is gegeven voor psychische klachten.
Dat is inderdaad zo, omdat verzekeringsarts P. in zijn rapporten
van 1992 tot 1995 er geen twijfel over laat bestaan dat
er volgens hem een psychische oorzaak moet zijn.
9.5. Verzekeringsarts P. baseerde zich daarbij voornamelijk
op de brief van drs. K7. van het Riagg, maar die kreeg daarvoor
een waarschuwing. Dat in 1993 de urenbeperking is gewijzigd
van halve dagen werken naar zes uur is er op gebaseerd
dat ik om een of andere psychische redenen in 1992 mijn werk
niet kon doen, en dat het gaandeweg beter zou moeten gaan
en in 1993 mijn uren zou moeten uitbreiden naar 6 uur per dag.
Dat ik in 1992 mijn werk niet meer kon doen kwam echter
door lichamelijke klachten.
Er wordt regelmatig de indruk gewekt dat het werk aanleiding zou zijn
voor een of ander psychisch probleem, maar dat is niet juist.
Dat heb ik ook gezegd, zoals blijkt uit het rapport van
16 december 1992
bij "Psychosociale anamnese":
"Contact met collega's is goed".
en uit het rapport van
27 mei 1993 bij "Anamnese":
"Gesproken werd over het zich "thuis"voelen op de werkplek,
mogelijk dat dit een belemmerende factor kan zijn. Dit werd ontkend.
Er zou geen sprake zijn van een gemaskerd arbeidsconflict".
9.6. Nu laat verzekeringsarts K4. dus een urenbeperking vallen,
terwijl die urenbeperking (van halve dagen naar 6 uur per dag in 1993)
op zich al ongeldig is.
9.7. Op deze manier passeert verzekeringsarts K4. zelfs
de Centrale Raad van Beroep. Aangezien hij zich baseert op
de urenbeperking van zes uur uit 1993 om psychische redenen,
gaat hij dus weer verder met de oude onjuiste gegevens.
De Centrale Raad van Beroep schreef in hun uitspraak
van
19 november 2002 dat het UWV mijn beperkingen zelfstandig
zal moeten beoordelen en niet zomaar kan verdergaan met
de urenbeperking zoals die in 1994 gold.
9.8. Ik wil ook nog wijzen op de uitspraak van de Rechtbank
van
23 december 2002 (zie bijlage).
Volgens mij schrijft de rechtbank daar
dat ik volgens het psychiatrisch rapport 6 uur per dag zou kunnen werken,
en er dientengevolge geen psychische beperkingen zouden gelden als ik
voor zes uur per dag eigen werk geschikt zou zijn. De rechtbank schrijft:
"De rechtbank is er destijds na het deskundigenbericht
vanuit gegaan dat verzoekers psychische gesteldheid
niet van invloed was op het verrichten van zijn eigen werk,
en die mening was en is verzoeker eveneens toegedaan".
Dat lijkt mij een reden te meer om niet zomaar de oude onjuiste gegevens
over te nemen. Naar mijn mening zouden mijn klachten, dagindeling,
aanpassingen, etc. meegewogen moeten worden bij de onderbouwing.
Over de conclusies en de gronden
10. De theoretische constructie van verzekeringsarts K4. komt er op neer,
dat via het woord "houdingsproblematiek" en
de diagnose "ongedifferentieerde somatoforme stoornis"
hij de sprong maakt om te concluderen dat er dan geen aanleiding is voor
een urenbeperking in passende arbeid. Deze constructie is naar mijn mening onjuist,
om de volgende redenen:
10.1. Het gebruik van het woord "houdingsproblematiek" is een oude discussie.
Als dat woord (of het woord "houding") zonder verdere aanvulling gebruikt wordt,
dan wordt onduidelijkheid gecreëerd omdat het te ruim te interpreteren is.
Het kan betekenen dat ik een verkeerde houding aanneem,
die door (spier)oefeningen opgeheven kan worden.
Maar het kan ook betekenen dat de houding van mijn wervelkolom intrinsiek niet goed is.
In mijn brief van
20 september 2001 (zie bijlage) schreef ik:
"De betekenis van het door dokter S. gebruikte woord "houding" blijkt
naar mijn mening uit zijn brieven van
23 augustus 1993,
15 november 1993,
en
18 decenber 1997. Hij bedoelt zowel mijn houding ("...houdings
en ontspanningsoefeningen voor nek en rug..."),
maar zeker ook de intrinsieke houding van
mijn wervelkolom ("...scoliose met convexiteit lumbaal naar links,
thoraco-lumbaal naar rechts, en hoog thoracaal en cervicaal naar links,
en daarbij versterkte thoracale kyfose en lumbale lordose,
met recidiverende blokkeringen op diverse niveaux")"
10.2. De wijze waarop verzekeringsarts K4.
de diagnose "ongedifferentieerde somatoforme stoornis" stelt is naar mijn mening onzorgvuldig.
Van een geldige diagnose kan volgens mij geen sprake zijn.
10.2.1. Volgens de richtlijnen moet er "adequaat onderzoek"
("appropiate investigation") gedaan zijn, waarbij de klachten niet of
niet geheel te verklaren zijn. In mijn brief van
24 februari 2006 somde
ik op blz. 3 op, welke onderzoeken niet gedaan zijn.
Het is nog steeds zo, dat het meest adequate onderzoek gedaan is
door reumatoloog S8. in 1993, die mijn klachten wel kon verklaren.
In mijn brief van
24 februari 2006 had ik bij vraag 3 gevraagd welk onderzoek
verzekeringsarts K4. adequaat vind. In zijn brief van
22 maart 2006 wil hij daar
niet eens antwoord op geven.
Verzekeringsarts K4. voldoet naar mijn mening niet aan de zorgvuldigheidseisen
van de diagnose, en hij weigert ook nog eens om een onderbouwing te geven.
10.2.2. In de DSM-IV-TR staat over "Undifferentiated Somatoform Disorder"
bij "Course" op blz. 491 (zie bijlage) het volgende:
"The course of individual unexplained physical complaints is unpredictable.
The eventual diagnoses of a general medical condition or another mental order is frequent"
Nu schrijft verzekeringsarts K4. in zijn brief van
22 maart 2006:
"Ik ben het niet met u eens als u stelt,
dat bij een somatoforme stoornis regelmatig in een later stadium alsnog
een medische of psychische diagnose wordt gesteld".
Daaruit blijkt volgens mij opnieuw dat hij niet voldoet aan
de zorgvuldigheidseisen voor die diagnose.
10.3. De sprong naar de conclusie dat er dan geen aanleiding is voor
een urenbeperking lijkt mij onjuist. Vooral omdat daarvoor
geen verdere onderbouwing wordt gegeven. In de "standaard verminderde arbeidsduur"
van januari 2000 staan vele dingen waar verzekeringsarts K4. zich volgens mij
niet aan gehouden heeft. Ik noem er enkele:
10.3.1. Bij onderdeel 5.1 van die standaard staat:
"de diagnose is geen criterium (bij sommige diagnoses kan
een urenbeperking wel meer voor de hand liggend zijn;
er zijn geen diagnoses bekend waarvan gesteld kan worden dat er
geen urenbeperking mee gepaard kan gaan);"
Toch is dat wat verzekeringsarts K4. heeft gedaan.
Hij stelt zonder verdere onderbouwing dat er bij houdingsproblematiek
en somatoforme stoornis geen aanleiding is voor een urenbeperking.
Volgens de richtlijn is dat onjuist.
10.3.2. Klachten zoals pijn en moeheid zouden meegewogen moeten worden,
maar dat is niet gebeurd.
10.3.3. Ook de feitelijke situatie zou onderzocht en bekeken moeten worden.
Daarbij wordt in de standaard o.a. genoemd: dagverhaal, verzuim in het verleden
en hoe cliënt daar mee is omgegaan, hobby's, of er gewenning is,
thuissituatie, inspanningen en motivatie om iets aan de situatie te veranderen.
Daar is volgens mij niet naar gekeken. Ik wil daarom wijzen op het volgende:
• In 1992 ben ik op eigen kosten naar een psycholoog
en een zelfstandige arts gegaan, omdat het onderzoek bij het Riagg
te lang duurde en merkwaardig verliep.
• Door behandeling bij een arts voor manuele therapie
en doordat ik rekening hield met de beperkte belastbaarheid
van mijn nek, ben ik in december 1992 op eigen initiatief halve dagen gaan werken.
• Ik heb op eigen kosten verschillende dingen gekocht,
zoals
een aangepaste autostoel,
een aangepaste huiskamerstoel,
een speciale bureaustoel, verschillende (op wens gemaakte) matrassen, etc.
• In oktober 1993 heb ik geprobeerd om 6 uur per dag te gaan werken,
maar dat lukte slechts ongeveer 2 weken.
Daarna adviseerde verzekeringsarts dhr. R. mij, om dan maar op eigen kosten
halve dagen te gaan werken (zie ook het afschrift van de medisch kaart
van november 1993), omdat ik volgens hem anders snel mijn ontslag
zou krijgen als ik mij steeds ziek zou melden na korte tijd werken.
• Ik ben tot het uiterste doorgegaan met halve dagen werken,
en ik heb daarbij m'n gezondheid in februari 1997 beschadigd,
waar ik nu constant mee geconfronteerd wordt,
en de rest van mijn leven spijt van heb.
• Ik heb zelf dingen bedacht, waardoor ik nog wat kan doen.
Bijvoorbeeld door
schuin te liggen op mijn bed,
waardoor mijn nek en rug wat uitrekken (tractie) door de zwaartekracht.
Ik heb nog nooit gehoord van iemand anders die zo ligt.
• Mijn verweer tegen het onrecht van het UWV is geen doel op zich:
• Toen ik halve dagen werkte stond mijn werk op de eerste plaats
(dat is één van de redenen dat ik in 1995
niet in hoger beroep ben gegaan).
• Dat er daardoor een financieel gat was,
was voor mij geen reden om in hoger beroep te gaan.
• Ik heb in 1998 mijn advocaat opdracht gegeven
om met alle procedures te stoppen (hij wilde nog even afwachten,
en zo is het uiteindelijk niet gestopt).
• Ik heb in 1997 mijn zelfstandigheid opgegeven,
en nu zorgt mijn moeder voor het eten, en ook stofzuigen, etc. wordt gedaan.
• Zelf auto rijden en fietsen is te belastend en doe ik niet.
• Ik ga niet op vakantie en ik ga niet uit.
Ik ben in 2005 wel naar de verjaardag van m'n neefje geweest,
maar niet eens naar de verjaardag van mijn zus,
die op minder dan 1km afstand woont.
• etc. etc. etc.
10.4. Verzekeringsarts K4. is via deze constructie te ver afgedwaald van mijn klachten.
Volgens verzekeringsarts K4. is er geen beperking in energetisch en preventief opzicht.
Ook is hij van mening dat een statische nek- en rugbelasting geen belemmering voor mij is.
Mijn dagen worden echter bepaald door de beperkte belastbaarheid van mijn nek.
Ik heb daarover een aantal dingen verteld,
maar dergelijke dingen lijkt verzekeringsarts K4. volledig te negeren.
11. In mijn brief van
24 februari 2006 had ik 8 vragen gesteld,
maar in zijn brief van
22 maart 2006 geeft verzekeringsarts K4. daar nauwelijks antwoord op.
11.1. Met vraag nummer 8 vroeg ik waar ik stukken kan opvragen
over het contact met de afdeling Bezwaar en Beroep.
Het antwoord is dat er geen relevante schriftelijke notities zijn.
Maar ik bepaal liever zelf of ik iets relevant vind,
en het gaat mij om dingen die op papier staan zodat ik die bij de Rechtbank kan aanvoeren.
11.2. Bij vraag 6 vroeg ik of verzekeringsarts K4.
een van de begeleiders van verzekeringsarts dhr. K.,
die de 5-jaarlijkse herkeuring in 1999 uitvoerde.
Verzekeringsarts K4. wil daar geen antwoord op geven.
Daarom trek ik hierbij de conclusie dat verzekeringsarts K4.
in 1999 inderdaad een van de begeleiders van verzekeringsarts K. was.
Verzekeringsarts K. schreef in 1999 een rapport dat niet overeen kwam
met het gesprek van de keuring (zie ook mijn eigen verklaring van
21 september 2002).
Er is achter de schermen blijkbaar iets gebeurd,
waardoor zijn rapport opeens overeen komt met de standpunten
van vorige verzekeringsartsen. En daarbij baseert verzekeringsarts K.
zich ook nog op een niet-bestaand belastbaarheidsprofiel.
11.3. Dan blijft alleen het antwoord op vraag 5 over,
waar ik vraag om een onderbouwing voor de beperking voor het omgaan met conflicten.
In zijn brief van
22 maart 2006 op blz. 5 verwijst verzekeringsarts K4. naar zijn weging,
waar dat gerelateerd wordt aan spieraanspanning
(blz. 9 van het medisch onderzoeksverslag, op 1/3 van boven).
Bij de weging staat echter
"...enige beperking voor stressbestendigheid..."
en in de Kritische functionele mogelijkhedenlijst staat
"sterk beperkt, kan meestal geen conflicten hanteren".
Ik wil daar echter geen ophef over maken, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage
met 18% nog net boven het minimum zweeft.
Vervolgens citeert verzekeringsarts K4. de bezwaarverzekeringsarts mevr. D2..
11.3.1. In dat citaat staat o.a.:
"Als betrokkene meer stress heeft, nemen zijn klachten toe".
Dat is er op gebaseerd dat ik tijdens de hoorzitting van 5 januari 2005
het volgende vertelde:
"En natuurlijk, als ik mij druk maak over zo'n rapport,
dan loopt mijn spierspanning op".
En met
"zo'n rapport" bedoelde ik een onrechtvaardig rapport van het UWV.
Maar ik heb ook duidelijk gezegd dat het omgaan met collega's geen probleem was
en ik mij ook nooit langer ziek heb gehouden
of me ziek heb gemeld vanwege persoonlijke problemen op het werk (die er niet waren).
11.3.2. Een andere deel uit dat citaat is:
"Daarnaast lijkt betrokkene heel erg gericht
op zijn eigen mening en staat hij weinig open voor een andere mening.
Ook dit kan een conflict in de hand werken".
En daarmee is een probleem gecreëerd, omdat ik een vaag verwijt
naar me toe krijg geslingerd, zonder dat duidelijk wordt wat dat verwijt inhoud.
Die hoorzitting was naar aanleiding van de keuring door verzekeringsarts mevr. P2.
Ik wil daarom nog eens wijzen op wat verzekeringsarts P2. tijdens de keuring in 2004 zei:
"Dus concludeer ik dat psychisch gezien zijn er geen zaken die problemen geven...".
Die conclusie deed zij dus. En over reumatoloog S8. zei zij enigszins aarzelend dat "het kan":
"het een constatering van een houdingsafwijking
die gedaan is door dokter S., maar waarvan je zegt: het kan, maar nogmaals,
het is niet het, ja voor zover je van bewijzen kunt spreken,
het is lastiger omdat het al zolang geleden is".
Overige opmerkingen
12. Dat ik de procedures met het UWV kan doen, gaat niet zomaar:
ik gebruik mijn computer als hulpmiddel; ik besteed dingen uit;
ik koop apparatuur; ik heb hulp van anderen.
En als ik iets wil doen dat te belastend voor mijn nek is,
dan kan ik het mij soms veroorloven om weken of jaren ergens over na te denken
of er misschien een handigheidje voor is.
Het volgende ligt daarom voor de hand:
12.1. In het begin van zijn brief van
22 maart 2006 heeft verzekeringsarts K4.
het over de minutieuze bestudering van de rapportages om de verschillen op te sporen.
Ik gebruikte daarvoor echter een computerprogramma ("WinMerge" is de meeste bekende,
ik gebruikte "KDiff3"), dat in één keer de verschillen naast elkaar zet.
12.2. In het medisch onderzoeksverslag staat op blz. 5 bij "Visie van belanghebbende"
dat ik alle relevante bescheiden op de computer heb ingescand.
In 2000 heb ik echter mijn dossier laten inscannen, en tegenwoordig heb ik
een alles-in-een apparaat, die automatisch een stapel papieren kan inscannen
en als bestanden op mijn computer zet.
13. Verzekeringsarts dhr. K4. baseert zich niet op het rapport van reumatoloog S8.,
maar op zijn eigen visie van dat rapport. Ook geeft hij een eigen draai aan
de uitspraak van de Rechtbank. Naar mijn mening is dat subjectief.
14. Tijdens de keuring wist ik nog niet of ik mijn hoofd linksom en rechtsom zou draaien
als dat aan mij gevraagd zou worden. Verzekeringsarts K4. heeft dat gelukkig niet
aan mij gevraagd, om klachtenprovocatie te voorkómen
(zoals hij schrijft in zijn medisch onderzoeksverslag op blz. 6, bij lichamelijk onderzoek).
Het is dus ook voor verzekeringsarts K4. duidelijk dat mijn nek de meeste problemen
voor mij oplevert. Dat lijkt mij een reden te meer om mijn klachten bij
de onderbouwing duidelijk mee te wegen. Naarmate verzekeringsarts K4. dichter bij
zijn conclusies komt, lees ik daar echter steeds minder over.
15. In zijn brief
22 maart 2006 schrijft verzekeringsarts dhr. K4. (bijna onderaan op blz. 6):
"Gelet op deze opbouw van
de uitspraak d.d. 23-08-05 en de eerdere uitspraak
van 2004 acht ik het onwaarschijnlijk, dat een negatieve bijstelling van de urenbeperking
voor de hand zou liggen".
Dit vind ik een merkwaardige zin en roept bij mij vele vragen op.
Verzekeringsarts K4. is arts, en hij is verantwoordelijk voor wat
hij als medicus opschrijft. De aanleiding voor het weglaten van de urenbeperking
is nu de opbouw van de uitspraak van
23 augustus 2005?
Mijn verzoek
16. Mijn bedoeling van dit bezwaarschrift is om duidelijk te maken hoe onzorgvuldig
de genomen beslissing is. De beslissing die genomen had moeten worden,
zou wel een urenbeperking moeten inhouden.
In de praktijk komt dat erop neer, dat ik niet in staat ben om een uur per dag bij
een werkgever te gaan werken.
Hierbij wil ik het UWV vragen om alsnog een zorgvuldige keuring uit te voeren,
waarbij wel rekening wordt gehouden met de aantoonbare onjuistheid van veel gegevens,
en waarbij wel rekening gehouden wordt met mijn klachten.
met vriendelijke groet,
D.
UWV
B.
Datum 18 MEI 2006
Van Bezwaar en Beroep T (0900) ###, F ###
Ons kenmerk
B&B ### NR4
Dhr. D.
Onderwerp
Uw bezwaarschrift
Geachte heer D.,
Op 16 mei 2006 hebben wij uw bezwaarschrift van
15 mei 2006 ontvangen.
Stukken
U kunt de stukken die van belang zijn in deze procedure inzien op ons kantoor.
Als u dat wilt kunnen wij u ook kopieën van de stukken toesturen.
U kunt hier telefonisch of schriftelijk om vragen.
Hoorzitting
Tijdens de bezwaarprocedure kan er een hoorzitting worden gehouden.
Dat is een gesprek op ons kantoor tussen u en meestal twee medewerkers
van onze afdeling Bezwaar en Beroep. U kunt in dat gesprek
uw bezwaar mondeling toelichten;
wij kunnen een toelichting geven op onze beslissing.
Als u dat wilt kunt u iemand meenemen.
Op bijgevoegd antwoordformulier kunt u aangeven of u naar een hoorzitting wilt komen.
Wij verzoeken u het bijgevoegde antwoordformulier binnen tien dagen
na dagtekening van deze brief ingevuld en ondertekend
aan ons terug te sturen in bijgevoegde antwoordenvelop.
Als u naar een hoorzitting wilt komen en op het antwoordformulier
uw telefoonnummer vermeldt, bellen wij u om een afspraak te maken
voor de hoorzitting. Als u geen telefoonnummer vermeldt,
sturen wij u een uitnodiging. Wij gaan ervan uit dat u afziet
van een hoorzitting als u het formulier niet binnen
de in deze brief genoemde termijn terugstuurt.
U bent niet verplicht om naar een hoorzitting te komen.
Als u vindt dat u uw bezwaar al voldoende duidelijk heeft gemaakt,
kunt u afzien van een hoorzitting.
Ook dan zullen wij uw bezwaarschrift zorgvuldig behandelen.
Ook wij kunnen afzien van een hoorzitting.
Dat kan als wij op basis van de stukken geen enkele twijfel meer hebben
over de beslissing die wij moeten nemen op uw bezwaarschrift.
Wij nemen binnen 17 weken een beslissing op uw bezwaarschrift.
Kosten
Als het bezwaar gegrond wordt verklaard, geven wij onder bepaalde voorwaarden
een vergoeding voor de kosten, zoals reiskosten voor een hoorzitting en kosten
voor een advocaat. Daar moet dan wel om gevraagd zijn vóórdat
wij op het bezwaar beslissen.
Heeft u nog vragen?
U vindt meer informatie op www.uwv.nl. U kunt ons uiteraard ook bellen.
Het telefoonnummer staat boven aan de brief. Als u belt,
houd dan deze brief bij de hand. Wij kunnen u dan beter van dienst zijn.
Als u ons schrijft, stuur uw brief dan naar de afdeling Bezwaar en Beroep.
Vermeld daarin dan ook ons kenmerk.
Hoogachtend,
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Mw. R2.
Administratief medewerker
Bijlage(n):
- antwoordformulier
- antwoordenvelop