BESPREKING
12 mei 1999
Inleiding
Dit document is mijn eigen bespreking van het rapport,
d.d. 26 oktober 1994, dat dr. E2., psychiater te M.,
over mij heeft geschreven.
In verband met een beroepszaak tegen het G., betreffende
mijn arbeidsongeschiktheidspercentage, werd ik op 18 oktober
1994 onderzocht door genoemde psychiater. Het betrof een
gesprek van twee uur. Het gesprek heb ik als een goed
gesprek ervaren, omdat psychiater E2. duidelijke
vragen stelde, en blijkbaar ook mijn antwoorden goed
begreep en goed kon plaatsen. Van het rapport ben ik
echter behoorlijk geschrokken, vanwege de vele onjuistheden.
Voor dat rapport heb ik geen psychologische test gedaan
of iets dergelijks. Psychiater E2. heeft zijn rapport gebaseerd
op de stukken van de rechtbank, en het twee uur durende gesprek met mij.
Bespreking van het rapport per bladzijde
Deze bespreking is niet volledig, maar wel zeer uitgebreid.
Ik verwijs dan ook naar de conclusie achterin dit document.
In de hierna volgende bespreking verwijst het eerste cijfer
naar de bladzijde van het rapport. De dingen waarover ik
twijfel, heb ik ofwel weggelaten, ofwel heb ik vermeld dat
ik dat niet zeker weet. Om enkele dingen wat duidelijker te
maken heb ik ook informatie toegevoegd, dit is als
teruggesprongen tekst en cursief weergegeven.
Betreffende bladzijde 1
1.1 Psychiater E2. vermeld bij de 'Status praesens'
dat ik direkt mijn dagbesteding wil vermelden.
Dit is niet geheel juist, het ging ongeveer zo:
psychiater E2. : "Hallo, hoe gaat het?".
ik : "Tja, zoals ik nu leef, ik werk maar halve dagen,
en moet 's middags rusten".
psychiater E2. : "Vertel dat eens precies, je staat op en dan?".
1.2 In het begin van het gesprek, heb ik aan psychiater
E2. gevraagd of hij bekend was met nekklachten, wat hij
ontkennend beantwoorde.
1.3 Psychiater E2. vertelde mij ook aan het begin van
het gesprek dat hij het dossier bekeken had, en dat hij aan
de hand van het dossier niet aan een psychische duiding van
mijn klachten dacht. Aan het eind van het gesprek kwam hij
hierop nog terug. Hij vertelde mij dat hij twijfelde of er
een psychische oorzaak was, en dat hij daar nog over na zou denken.
1.4 Volgens het rapport zou ik geen of nauwelijks vrienden hebben,
en hooguit 4 keer per jaar een uurtje bij een vriend zijn.
Dat ik geen of nauwelijks vrienden zou hebben is niet juist,
maar de contacten met mijn vrienden waren toen weinig. Dat ik
hooguit 4 keer per jaar een uurtje bij een vriend zou zijn, is
niet helemaal juist. Ik heb steeds gesproken over 'vrienden'.
Toen ik in 1992 op eigen initiatief weer ging werken, heb ik
tegen de vrienden waar ik vaak kwam gezegd, dat ze me wat
minder vaak zouden zien. Ik ging proberen om halve dagen te
gaan werken, terwijl ik op dat moment iedere dag een half uur
zwemmen niet vol kon houden vanwege mijn klachten.
1.5 Ik zou geen hobby's hebben, en niet op de een of andere
klub zitten.
Dat was toen wel het geval, maar ik heb duidelijk gemaakt,
dat ik hobby's en sporten heb opgegeven om halve dagen te
kunnen blijven werken, zoals vermeld staat op bladzijde
twee van het rapport.
Ik mijn jeugd heb ik allerlei clubs gezeten: scouting
(welpen en zeeverkenners), gymnastiek (vele jaren),
voetbal (enkele weken), muziekles, schaakclub. Later
als volwassene zat ik op clubs in kerkelijk verband.
Betreffende bladzijde 2
2.1 Ik zou niet goed weten wat ik met mijn vakantiedagen zou
doen als ik die wel op zou nemen.
Dat is niet juist. Ik heb verteld hoe ik in 1994 mijn zomervakantie
heb doorgebracht. Toen heb ik inderdaad bij mijn moeder
gelogeerd, wat er onder andere mee te maken heeft, dat ik
dan extra kan uitrusten, om zo toch mijn werk te behouden.
Betreffende bladzijde 3
3.1 In het rapport staat dat psychiater E2. het
woord "tovenaar" gebruikt zou hebben.
Dat is echter niet juist. Zijn vraag was, wat mijn droomwens zou
zijn. Daarop heb ik o.a. geantwoord, dat er geen toverfee
bestaat waarbij je drie wensen mag doen.
3.2 Er wordt vermeld dat ik niet verliefd ben geweest.
Dit heb ik wel gezegd, maar is niet juist. Toen psychiater
E2. vroeg of ik weleens verliefd was geweest,
wilde ik antwoorden: "Nee, niet dat ik met vlinders in mijn buik
heel vaak bij iemand langs ga fietsen". Mijn antwoord bleef
echter steken bij "Nee", en ik kreeg niet de gelegenheid om
daar wat meer over te zeggen. In het gesprek heb ik specifiek
iemand genoemd, tot wie ik me aangetrokken voelde, zoals op
dezelfde bladzijde van het rapport blijkt. Psychiater E2.
had dus kunnen weten dat mijn antwoord niet met mijn leven overeen kwam.
Bij mij is het zo, dat als ik iemand leer kennen en
waarderen, dat die waardering soms in verliefdheid overgaat.
Mijn antwoord had dus "Ja" moeten zijn.
3.3 In het rapport staat dat ik uit de buurt zou zijn
gebleven van een aardige vrouw.
Dit is zeker niet juist. Het woord 'buurt' heb ik wel gebruikt,
ik heb gezegd dat ik daar wel eens kwam als ik in de buurt was.
3.4 Er staat ook vermeld dat ik alleen kontakt gehad zou
hebben met mannen.
Dat is niet juist. Ik heb steeds gesproken over "vrienden".
Tot mijn vriendenkring behoren zowel mannen als vrouwen,
en vroeger zowel jongens als meisjes.
3.5 Volgens het rapport zou de sfeer in het gezin niet zo
naar mijn zin zijn, en zou ik het een onvoldoende geven.
Ook zou het kontakt met elkaar niet zo goed zijn.
Dat is in tegenspraak met wat ik heb verteld. Psychiater E2.
heeft duidelijk gevraagd hoe ik in mijn vroege jeugd de
thuissituatie heb ervaren. Ik heb toen zoiets
geantwoord als: "gewoon, normaal", en ik wist eigenlijk niet
wat ik daarover nog meer moest zeggen. Een woord als
'onvoldoende' of iets wat daar op lijkt heb ik zover ik weet
ook niet gebruikt. Ik heb wel zowel de positieve als
negatieve dingen verteld. De negatieve dingen zijn dan
vooral hoe ik over mijn ouders dacht, toen ik me
op 22-jarige leeftijd tegen mijn ouders ging afzetten.
Dat is echter niet representatief voor mijn gehele jeugd.
3.6 In het rapport staat dat ik opvallend weinig
jeugdherinneringen heb.
Volgens mij valt dat wel mee. Het is echter wel zo, dat ik soms
traag reageer, en het bij mij soms even duurt voor ik me een
periode uit mijn leven kan herinneren.
3.7 Over de middelbare school periode staat vermeld dat ik me
vooral de fietskontakten zou herinneren, en ik dan wel eens met
een jongen meefietste.
Dat is met elkaar in tegenspraak, en klopt niet met wat ik gezegd heb.
De tegenspraak is dat het woord 'fietskontakten' meervoud
is , en 'een jongen' enkelvoud is. Over die periode heb ik
verteld dat ik vaak optrok met iemand uit mijn buurt. Ook heb
ik over mijn schoolvrienden verteld, en dat waren degenen met
wie ik samen naar school fietste. Ik heb verteld dat ik over het
algemeen met een groepje fietste, waarbij het tempo vrij hoog lag.
Als er dan iemand anders mee fietste (met dat groepje dus),
had diegene het altijd moeilijk met het snelle tempo.
3.8 Volgens het rapport zou mijn vader regelmatig gezegd hebben,
wanneer word je eens een gezonde Hollandse jongen. Aan dat beeld
zou ik nooit hebben kunnen voldoen.
Dat is feitelijk onjuist. Psychiater E2. vroeg naar de leuke en
de minder leuke dingen uit mijn jeugd. Ik denk daar ik daar
redelijk objectief over heb gesproken. Ook heb ik verteld dat
ik vroeger op zes-jarige leeftijd klachten had, die volgens mij
verband houden met mijn huidige klachten. Soms zat ik vroeger wit
weggetrokken voor de kachel. Als mijn vader vroeg wat er aan de
hand was, en ik dat niet goed kon vertellen, is het wel eens
voorgekomen dat hij zei: "Je bent toch een gezonde hollandse jongen".
De uitspraak zoals die in het rapport staat heeft mijn vader nooit
gezegd. Ook heb ik niet verteld dat mijn vader dat regelmatig
gezegd zou hebben. Dat ik nooit aan een beeld van mijn vader zou
kunnen hebben voldoen is zonder twijfel onjuist. Ik heb ook niet
de behoefte gehad om aan een of ander beeld te moeten voldoen.
3.9 In het rapport staat dat uiteindelijk zou blijken
dat ik vanaf
mijn vroege jeugd een beetje als kneusje ben beschouwd.
Dat is zonder twijfel onjuist. Ik heb verteld dat ik op zes-jarige
leeftijd klachten had, waarvoor ik door een
kinderarts ben
onderzocht. Ik heb ook verteld, dat toen daar geen duidelijke
diagnose uitkwam, mijn ouders accepteerden dat ik me soms beroerd
voelde, en wit weggetrokken voor de kachel zat. Dat ik als kneusje
zou zijn beschouwd niet alleen onjuist, maar heb ik zo ook niet
ervaren. Het woord 'kneusje' komt geheel voor rekening van
psychiater E2..
3.10 Volgens het rapport zou ik op de middelbare school niet
naar de disco's gaan wat andere jongens wel deden, en dat ik
liever alleen ging sporten.
Dat ik niet naar disco's ging is juist, maar dat was mijn eigen keuze,
en heb ik nooit als een gemis ervaren. Dat andere jongens dat wel
deden heb ik niet verteld, en dat geldt ook niet voor de meeste
jongens waar ik mee om ging. Ook dat ik liever alleen ging sporten
is niet juist. Ik heb wel verteld, dat ik in een bepaalde periode
graag een rondje fietste, en dat ik dat inderdaad alleen deed.
In de periode dat ik naar de HTS ging, moest ik veel reizen,
zitten en studeren. Ik ging toen 's avonds vaak nog een rondje
door de duinen fietsen. In mijn jeugd heb ik overigens wel
op sportverenigingen gezeten.
3.11 Volgens het rapport zou ik me op de HTS steeds meer
terugtrekken
van mijn ouders, en zou ik de aansluiting met leeftijdsgenoten
moeilijk kunnen vinden.
Dit is ten dele onjuist. Dat ik me steeds meer terug trok van mijn
ouders is juist, maar het waren nu juist mijn schoolvrienden
(dat waren dus ook leeftijdsgenoten) die mij gesteund hebben en
uit de put hebben gehaald. Dat ik de aansluiting met
leeftijdsgenoten moeilijk kon vinden is zeker niet juist.
3.12 In het rapport staat dat er na ongeveer 5 maanden weer
gesprekken met mijn ouders kwamen.
Dat is niet juist, ik heb verteld dat het na 3 maanden weer goed
kwam tussen mijn ouders en mij, omdat het toen is uitgepraat.
Betreffende bladzijde 4
4.1 In het rapport staat dat toen mijn vader overleed, mijn
klachten toenamen.
Dat is feitelijk onjuist. Ik heb duidelijk gezegd dat de periode
dat mijn vader ernstig ziek was, een emotionele en intensieve
periode was. Ik heb niet gezegd dat mijn klachten toen toenamen.
De woorden "een emotionele en intensieve periode" heb ik exact
zo gebruikt. Omdat dit voor mij een gevoelig en kostbaar onderwerp
is, weet ik nog precies wat ik heb gezegd.
Tijdens de ziekte van mijn vader, heb ik wel veel meer gereisd
dan anders (naar ouders, naar ziekenhuis). Maar in die periode
heb ik ook meer vakantiedagen opgenomen dan anders. Uiteindelijk
zijn mijn klachten in die periode of de maanden daarna niet gewijzigd.
4.2 Volgens het rapport zou de band tussen moeder, zuster en
betrokkene hechter zijn geworden na het overlijden van mijn vader.
Dat is niet juist. Ik heb verteld dat door de ziekte van mijn vader de
onderlinge band hechter is geworden. Dat was echter ook tijdens de
ziekte van mijn vader, en betreft ook mijn vader.
4.3 Ik zou kort een R.-kontakt gehad hebben, maar dat zou
niet vlotten.
Ik heb verteld dat ik door het R. ben onderzocht. Omdat ik zelf
vond dat het niet zo vlotte, heb ik contact gezocht met dra F3.,
psycholoog. Blijkbaar is psychiater E2. ervan uitgegaan, dat
ik toen het contact met het R. heb verbroken, maar dat is niet
zo. Ik heb ook verteld dat uiteindelijk beiden tot de conclusie
kwamen, dat er voor mijn klachten geen psychische oorzaak te vinden was.
Bij de stukken van de rechtbank zat ook een rapport van drs. K7.,
klinisch psycholoog bij het R.. Psychiater E2. liet weten dat
hij drs. K7. kende, en ook wist wie dra. F3. is. Waarom hij het niet
met beider mening eens is, wordt helaas niet duidelijk.
Het onderzoek door het R. in 1992 besloeg meer dan 10 gesprekken,
over een periode van acht maanden. Degene met wie ik de meeste
gesprekken had, is ook bij mij thuis geweest, waar we samen mijn
fotoalbums hebben doorgenomen. Bij het R. heb ik ook een aantal
testen gedaan. Uiteindelijk kon het R. geen psychische oorzaak
vaststellen. Dit werd nog eens bevestigd door een psychologe,
waar ik in dat zelfde jaar, door onderzocht ben.
4.4 Bij de paragraaf 'zelfomschrijving' staat dat ik mezelf
een "lang stom stuk vreten" noem, dat even later een soort grapje
en ontwijking zou blijken te zijn, en dat de psychiater zou moeten
aandringen om een antwoord te krijgen.
Dat ik mezelf zo genoemd heb is juist, maar het zegt wel degelijk
iets over mezelf. Ik zei daar echter direct achteraan zoiets
als: "maar u wilt natuurlijk weten wat bijvoorbeeld mijn goede en
slechte eigenschappen zijn", waar ik daarna geprobeerd om iets
over te zeggen. Het 'even later' van het rapport is dus
ongeveer 10 seconden. De psychiater gaf blijk, mijn humor wel te
kunnen plaatsen, en dat hij zou moeten aandringen is niet juist.
Ik zou mezelf een "lang stom stuk vreten" hebben genoemd. Voor
zover ik me kan herinneren is dat juist, alhoewel het logischer
klink zonder het woord 'stom'. Dit zegt ook iets over mezelf,
namelijk dat ik enigszins botte humor heb als het mezelf betreft,
en dat ik niet zomaar allerlei goede dingen over mezelf ga
vertellen, en dat blijkbaar ook niet nodig heb.
4.5 Volgens het rapport zou ik door het R. als passief
agressieve persoonlijkheid zijn geduid.
Dat is niet juist. Het R. heeft dat niet geconstateerd, maar
alleen als een mogelijkheid genoemd. Het R. heeft daarnaast
nog meerdere mogelijkheden genoemd, maar geen psychische oorzaak
voor mijn klachten kunnen vinden.
4.6 Volgens het rapport heb ik mezelf eigenwijs genoemd.
Dat is juist. Het woord eigenwijs is echter op verschillende manier
uit te leggen.
Graag wil ik daaraan wat toevoegen.
Alleen al vanwege mijn lengte ben ik vaak genoodzaakt om zelf
oplossingen te vinden, en zelf mijn weg te vinden. Dat uit zich
soms op merkwaardige wijze. Zo ga ik bijvoorbeeld niet naar de markt.
Bij de marktkramen zitten vaak metalen pinnen, en soms zelfs
spijkers precies op (mijn) ooghoogte. Volgens mijn woordenboek,
betekent eigenwijs ook 'apart'. Mijn woordkeus was dus niet verkeerd.
4.7 Op mijn verjaardag zou ik vaak zeggen dat mensen maar moeten
wegblijven.
Dat is niet geheel juist. Ik heb duidelijk gezegd dat ik om mijn werk
vol te houden, nauwelijks nog andere bezigheden heb. Dat ik
vooral 's avonds niet nog overal naar toe kon. Dat dit zelfs er
toe heeft geleid, dat het voorgekomen is, dat ik mensen heb
gevraagd om niet op mijn verjaardag te komen. Naar mijn mening heb
ik voldoende duidelijk gemaakt, dat dit een uitwerking is van het
feit dat ik probeerde om halve dagen te blijven werken.
Ik heb zeker niet het woord 'vaak' gebruikt. Ten tijde van
het gesprek met psychiater E2. was alleen mijn verjaardag
van 1993 voorgekomen vanaf het moment dat ik halve dagen
probeerde te werken. Dus alleen het jaar 1993, en
eventueel 1992, komen daarvoor in aanmerking.
Overigens heb ik die mensen ook gevraagd om een keer langs te
komen als ik vakantie heb.
4.8 Volgens het rapport zou ik mij op uiterst rigide wijze
vasthouden aan het concept dat meer sociale kontakten niet mogelijk
zijn als ik mijn werk vol wil houden.
Hierbij vergeet de psychiater blijkbaar op welke wijze ik mijn werk
trachtte vol te houden. Op bladzijde twee van het rapport
vermeld de psychiater zelf, dat ik mijn vakantiedagen gebruik om
uit te rusten, en daarnaast ook nog onbetaald verlofdagen neem
voor dezelfde reden.
4.9 In het rapport staat dat er geen sprake is van kontaktgroei.
Psychiater E2. heeft tot mijn spijt niet het verschil
opgemerkt tussen het begin van het gesprek, en het eind van het
gesprek. Met name het laatste kwartier van het twee uur durende
gesprek was ik door het oplopen van mijn klachten niet goed in
staat om de vragen van de psychiater te beantwoorden. Ik kon
eigenlijk alleen nog "ja" en "nee" antwoorden op duidelijke en
directe vragen. Ik kan mij ook niet goed meer herinneren welke
vragen hij stelde in dat laatste kwartier.
Het gebeurt mij wel vaker, als ik voor een gesprek te lang in
dezelfde houding op een verkeerde stoel zit, dat mijn
rug- en nekspieren gaan verkrampen. Soms raakt degene met wie ik het
gesprek heb dan geïrriteerd, omdat ik, naar het schijnt,
dan ook trager reageer en trager praat. Of psychiater E2.
geïrriteerd raakte, kan ik alleen maar naar gissen,
want tijdens het gesprek was dat niet duidelijk te merken.
4.10 Volgens het rapport zouden mijn mededelingen oppervlakkig
blijven, en stranden in rigide uitspraken of geloofsbelijdenissen.
Discussies zouden worden afgekapt, en mijn uitspraken zouden
meer statements zijn (blz. 5).
Over de geloofsbelijdenissen wil ik het volgende kwijt. Voor zover
ik weet, heb ik slechts twee keer op eigen initiatief over mijn
geloof gesproken. Deze ene keer toen psychiater E2. vroeg: "Wat
is je droomwens?", en ik heb nog even de kerk genoemd, toen hij
naar mijn vrienden vroeg. Alle andere keren heb ik alleen over
mijn geloof gesproken als psychiater E2. daar om vroeg. Het viel
mij op, dat hij daar veel over vroeg.
Betreffende bladzijde 5
5.1 In het rapport staat, dat bij persoonlijke vragen of
als ik wat mijn situatie gekonfronteerd wordt, ik wat krampachtig
begin te lachen en onmiddellijk naar de volgende deskundige verwijs.
Dat geeft de situatie echter niet goed weer. Dat ik een krampachtig
indruk maakte heeft de psychiater waarschijnlijk goed geconstateerd.
Vanwege mijn klachten, en de te kleine stoel waarop ik zat, was
mijn houding blijkbaar krampachtig. De psychiater gaf aan, dat
hij niet kon geloven dat ik mijn werk alleen vol kon houden, door
veel te rusten. Ik heb toen één keer gezegd, dat
als hij dat echt niet kon geloven, dat hij dat dan maar op papier
moest zetten, zodat een neuroloog daarover zou kunnen oordelen.
5.2 Er staat: "Betrokkene geeft zelf ook aan een zeer eigenwijs
persoon te zijn".
Dat is overdreven, en dat ik mezelf eigenwijs heb genoemd heb ik
besproken bij de bespreking van bladzijde 4 van het rapport.
5.3 Er staat: "Betrokkene is in zijn psychoseksuele en
psychosociale funktioneren niet verder is gekomen dan dat
(
autonomiefase rond het 2e - 3e levensjaar, D.) in feite".
Hier schrijft psychiater E2. een stelling op, terwijl hij op
diezelfde bladzijde duidelijk vermeld dat het vermoedens zijn.
Aangezien dit in tegenspraak is met eerdere onderzoeken, en ik
bij psychiater E2. geen persoonlijkheidstesten of iets dergelijks
gedaan heb, is er naar mijn mening onvoldoende onderbouwing om zo'n
stelling op te schrijven.
5.4 Volgens het rapport zou ik een depressief beeld hebben
ontwikkeld, toen ik wat meer loskwam van thuis, en me via het
geloof regressief in het oude gezin genesteld hebben.
Dit is niet alleen feitelijk onjuist, het is ook in tegenspraak
met het rapport zelf. Ik heb duidelijk verteld dat ik nog thuis
woonde toen ik in de put terecht kwam, en dat ik op een minder
plezierige wijze met mijn ouders gebroken heb. Ik heb ook verteld
dat het na een paar maanden weer goed kwam tussen mij en mijn
ouders. Zie ook bladzijde 3 van het rapport. Dat ik een depressief
beeld zou hebben ontwikkeld toen ik wat loskwam van thuis is dus
niet juist. Dat ik me toen regressief in het oude gezin genesteld
zou hebben is ook niet juist.
Toen het weer goed kwam tussen mij en mijn ouders, ben ik niet
terug bij mijn ouders gaan wonen. Ik kan niet begrijpen hoe
psychiater E2. iets goeds (het uitpraten van de problemen met
mijn ouders) kan omvormen tot iets slechts ("...via het
geloof regressief weer in het oude gezin genesteld.").
5.5 Ik zou niet goed kunnen motiveren waarom ik maar een
kleine 4 uur per dag zou kunnen werken.
Dat is volgens mij niet juist. Volgens blz. 2 van het rapport
heb ik verteld dat ik veel moet rusten om te herstellen, en dat
ik in oktober 1993 wel meer gewerkt heb, maar dat vanwege
hoofdpijn, duizeligheid, en het niet tot rust komen, maar 2 weken lukte.
5.6 Psychiater E2. noemt dat hij telefonisch overleg
gevoerd heeft met mijn (toenmalige) huisarts. Deze zou de
mening van psychiater E2. delen, en mij oproepen om voor een
psychiatrische behandeling te pleiten.
Ik heb echter redenen om aan deze uitleg te twijfelen. Ten eerste
heeft mijn huisarts mij niet opgeroepen. Ten tweede heeft hij
in een schriftelijke reactie van 6 december 1994 vooral het
rapport van reumatoloog S8. genoemd. Ten derde heeft
hij, naar aanleiding van een gesprek met mij, en het lezen van het
rapport van psychiater E2., geadviseerd om naar psychologe F3. te
gaan, en daarbij dat rapport mee te nemen.
5.7 Volgens het rapport zou ik afkomstig zijn uit een
affectief minder plezierig funktionerend gezin.
Dat is niet juist. Dat ik op 22-jarige leeftijd mezelf ging
afzetten tegen mijn ouders is zeker niet representatief voor
mijn gehele jeugd. Zoals ik bij de bespreking van bladzijde
drie al heb genoemd, heeft de psychiater gevraagd hoe ik in
mijn vroege jeugd de thuissituatie heb ervaren, waarop ik
zoiets als "gewoon, normaal" heb geantwoord.
5.8 Ik zou altijd al moeite hebben om kontakten te leggen met
leeftijdsgenoten.
Dat is onjuist. Op bladzijde drie van het rapport staat dat ik
op de HTS de aansluiting bij leeftijdsgenoten moeilijk kon vinden.
Dat is beslist onjuist. Nu schrijft psychiater E2. ook dat
ik 'altijd al' moeite zou hebben om kontakt te leggen met
leeftijdsgenoten. Dat is ook onjuist, en er is sprake van overdrijven.
5.9 Volgens het rapport zou ik in de ogen van mijn ouders
niet naar behoren funktioneren, althans niet "zoals een
gezonde Hollandse jongen".
Dat is niet juist. Het zinsdeel "zoals een gezonde Hollandse
jongen" is geen letterlijke uitspraak van mij. Bij de bespreking
van bladzijde drie, heb ik al vermeld dat er geen sprake is dat
ik niet aan het beeld van mijn vader zou kunnen voldoen.
Psychiater E2. verbreedt hier de onjuistheden door nu
beide ouders te noemen.
5.10 De ontwikkeling naar normaal zelfstandig wonen,
werken en het vinden van een levenspartner zou gestagneerd zijn.
Dat is ten dele feitelijk onjuist. Ten tijde van het gesprek woonde
en werkte ik al ruim zes jaren zelfstandig. De laatste twee
jaren daarvan was ik voor mijn huishouden wel enigszins
afhankelijk van mijn familie geworden door mijn gezondheidsproblemen.
Betreffende bladzijde 6
6.1 Volgens het rapport zou ik sterk somatisch reageren op
externe stress, en werk en sociaal verkeer zouden zo'n bron van
stress zijn.
Dat is in tegenspraak met wat ik verteld heb, en ook in
tegenspraak met het rapport zelf. Ik heb juist verteld, dat ik
mijn werk graag doe, en dat het goed gaat met collega's
(zie bladzijde twee van het rapport). Ook heb ik verteld dat ik
iemand ben die wel contacten nodig heeft, maar dat helaas niet
veel heeft (zie bladzijde vier van het rapport). Voor zijn
stelling dat werk en sociaal verkeer een bron van stress
zijn, geeft psychiater E2. geeft geen enkele onderbouwing.
Ook tijdens het gesprek is niet gesproken over stress of
iets dergelijk. Ook schrijft psychiater E2. een
stelling op, terwijl hij over het algemeen aangeeft dat
het vermoedens zijn.
Volgens mij is de enige mogelijkheid dat psychiater
E2. zich baseert op het rapport van dr. S., d.d. 27 juni 1994.
Omdat het rapport van dr. S. als enige wordt genoemd in het
rapport van psychiater E2.. Deze heeft het over 'overspannen' en
'overspannenheid' in zijn rapport. In mijn reactie, d.d.
11 juli 1994, heb ik al vermeld dat die woorden niet juist zijn.
De conclusie betreffende de stress lijkt mij daarom onrechtmatig.
Ter aanvulling: De woorden 'overspannen' en 'overspannenheid' heb ik
niet gebruikt tijdens het gesprek met dr. S.. Ik heb wel het
woord 'oververmoeidheid' gebruikt. Als de woorden 'overspannen'
en 'overspannenheid' worden vervangen door 'oververmoeid'
en 'oververmoeidheid', dan kloppen de dan ontstane zinnen nog maar
ten dele.
6.2 Psychiater E2. schrijft dat er onvoldoende argumenten
aan te dragen zouden zijn, waarom ik maar 4 uur per dag zou kunnen
werken.
Ook op blz. 6 van het rapport schrijft psychiater E2., dat ik
een "uitermate rigide leefpatroon" zou hebben
en "nog enigszins in balans" zou zijn. Alhoewel de psychiater
zich zeer sterk uitdrukt, is hij tevens van mening dat ik mijn
werk zou kunnen uitbreiden van 4 naar 6 uur per dag. Volgens mij is
dat niet met elkaar te verenigen.
6.3 Volgens het rapport zou er sprake zijn van een hoge mate
van defensiviteit.
De psychiater houdt daarbij geen rekening met het feit dat ik al
door verschillende mensen was onderzocht, wat ik ook tijdens het
gesprek vermeld heb, en dat ik iedere dag geconfronteerd wordt met
mijn gezondsheidsproblemen.
Conclusie
Er is op sommige punten sprake van enige miscommunicatie,
maar er is ook sprake van overdrijven, van
tegenstrijdigheden, en van dingen die feitelijk onjuist zijn.
Dat heeft o.a. geleid tot een beschrijving van een verleden, dat
niet het mijne is.
Ik heb zonder terughouding gesproken over de verschillende periodes
uit mijn leven. Psychiater E2. heeft ten onrechte verschillende
dingen uit die periodes op mijn gehele leven betrokken.
Vanwege mijn nekklachten werkte ik indertijd halve dagen. Alhoewel
dat mij veel moeite kostte, probeerde ik het beste er van te maken.
Maar juist dat ik probeerde het beste ervan te maken is blijkbaar
voor psychiater E2. een reden om mij zeer negatief te beschrijven.
Het rapport geeft de indruk, dat ik me als een slechte gesprekspartner
zou hebben gedragen. Ik heb het gesprek echter op een respectvolle en
beleefde wijze gevoerd. In het rapport staat ook geen enkele positieve
eigenschap van mij vermeld. Het rapport is mijns inziens dan ook
eenzijdig opgesteld.
Psychiater E2. geeft zelf aan dat hij niet kan voorstellen dat
mijn klachten mij beperken in mijn mogelijkheden. Hij schrijft ook
allerlei veronderstellingen op, die gebaseerd zijn op uitsluitend
psychische oorzaken. Bij de stukken van de rechtbank zat ook een
verslag van reumatoloog S8., waar over somatische problemen
gesproken wordt. Psychiater E2. had in alle redelijkheid kunnen
vaststellen, dat een uitsluitend psychische duiding van mijn klachten
niet juist kan zijn.
Het rapport beschrijft mij als iemand waarmee nauwelijks kontakt te
maken is, iemand die in feite in zijn psychoseksuele en psychosociale
funktioneren niet verder is gekomen dan het 2e - 3e levensjaar, en
iemand met een uitermate rigide leefpatroon. Toch is psychiater
E2. van mening dat zo iemand 6 uur per dag als programmeur in een
team kan werken aan meetapparatuur voor de petro-chemische industrie.
Ik vind dat persoonlijk nogal merkwaardig.
Door het oplopen van mijn klachten, was ik aan het eind van het
gesprek niet goed in staat de vragen van de psychiater te beantwoorden.
Met name het laatste kwartier kon ik eigenlijk alleen nog "ja" en "nee"
antwoorden op duidelijke en directe vragen. Blijkbaar heeft psychiater
E2. dat gezien als kontaktuele beperkingen die volgens hem altijd al
hebben bestaan, en heeft hij niet het verschil opgemerkt tussen het
begin van het gesprek, en het eind van het gesprek.
Persoonlijke nabeschouwing
Het rapport van psychiater E2. heb ik ervaren als het meest
oneerlijke, en het meest gemene dat ik in mijn leven heb meegemaakt.
Waar ik het meest moeite mee heb, zijn de dingen die psychiater
E2. heeft opgeschreven over mijn vader en over mijn sociale
contacten. Dat wil ik hierna graag duidelijker maken:
In de eerste plaats heb ik zeer veel moeite met de beschuldigen
die psychiater E2. uit over mijn vader. Niet in de laatste
plaats doordat mijn vader is overleden, en niet meer voor zichzelf
kan spreken. Zoals bij de meeste mensen, is ook bij de begrafenis
van mijn vader de wens uitgesproken, dat mijn vader in vrede zou
mogen rusten. Psychiater E2. verstoort deze vrede, door mijn
vader ten onrechte te beschuldigen. Ook al zijn het geen ernstige
beschuldigingen, het zijn wel onjuiste beschuldigingen.
In de tweede plaats doet het me veel verdriet dat het rapport de
indruk wekt dat ik geen sociale contacten zou willen. Dat betreur
ik zeer, omdat ik er veel moeite mee heb, dat ik weinig naar vrienden
toe kan gaan. De mensen die mij na aan het hart liggen, raken door
verhuizingen steeds meer verspreid over Nederland. Met name bij
bijzondere gebeurtenissen, zoals een huwelijk, of de geboorte van
een dochter of zoon, kan ik hen niet altijd persoonlijk gaan feliciteren,
wat ik vanzelfsprekend graag zou doen.
Er zijn overigens ook andere mogelijkheden om mijn sociale betrokkenheid
met mijn medemens tot uitdrukking te brengen.
Met deze bespreking wil ik niet ontkennen dat ik psychische problemen
heb gehad, omdat ik die in het verleden wel heb gehad. Ik wil zelfs
niet ontkennen dat ik nu nog psychische problemen heb, want het is
niet aan mij, om dat te beoordelen. Als ik het echter met zijn rapport
eens zou zijn, dan zou ik mijn verleden en mijn dagelijkse leven
moeten ontkennen, en ik kan niet mijn bestaan ontkennen.
D.
Toen dit allemaal op papier stond, heb ik een