Correspondentie.
1998
Aan: RIAGG zeeland
t.a.v. de weledelgeleerde heer,
drs. K7., klinisch psycholoog
19 juni 1998
bijlagen:
- uw (originele) rapport uit 1992.
- uw brief aan het G., d.d.
19 november 1992
Geachte drs. K7.,
Hierbij wil ik u vragen of u zo vriendelijk zou willen zij
om wat extra duidelijk te geven over een onderzoek wat in
1992 heeft plaatsgevonden.
Op dit moment ben ik in een beroepsprocedure verwikkel
met het G.. Het G. heeft aangevoerd dat het R.
een passief-aggressieve persoonlijkheid heeft geconstateerd.
Dat is volgens mij echter niet juist, en blijkt volgens mij
ook wel uit uw rapport. Het originele rapport wat uit het
dossier van het R. komt stuur ik hierbij mee. In uw
brief van
19 november 1992 geeft u aan dat er mogelijk
sprake was van depressieve klachten, bij een mogelijk
passief-agressieve persoonlijkheid. Dit komt overeen met
uw rapport. Aan het eind van die brief noemt u dat nog
eens, maar dan zonder het woord 'mogelijk'. Hierover zou
ik graag wat meer duidelijk willen.
Mijn eerste gesprek bij het R. (het zogenaamde
evaluatiegesprek) had ik met mw. K9.. Zij raakte
geïrriteerd, doordat ik wat traag reageerde en zelf niet
wist wat mijn psychische problemen waren. Zij heeft toen
opgeschreven dat ik mogelijk een passief-aggressieve
persoonlijkheid had.
Mijn vragen aan u zijn:
(1) Is er bij mij een passief-aggressieve
persoonlijkheid geconstateerd, of is dat bij het
eerste gesprek als een mogelijkheid genoemd?
(2) Kunt u bevestigen dat het rapport wat uit het
dossier komt van u is? Is het misschien mogelijk
dat u het rapport alsnog ondertekent en aan mij
terug stuurt? Het is dan misschien wel zo juist,
als u erbij vermeld dat het een onderzoek betreft
uit 1992.
In 1993 heb ik nog gecorrespondeerd met dhr. B10..
De intake-gesprekken heb ik namelijk met dhr. B10.
gehad, en het evaluatiegesprek met mw. K9.. Allereerst
wilde ik toen inzage in mijn dossier, en daarna wilde ik
het rapport van het evaluatiegesprek laten verwijderen.
De heer B10. heeft toen voorgesteld om het gehele
dossier te laten vernietigen, waarmee ik akkoord ben
gegaan. U zult dus weinig in het dossier terug kunnen
vinden, maar als u wilt zal ik dat dossier graag naar u
toe sturen.
Mijn adres was indertijd: ### te ###.
Bij voorbaat hartelijk dank voor uw tijd en aandacht.
De kosten hiervoor kunt u gerust in rekening brengen,
vooral omdat het een onderzoek betreft van een aantal
jaren geleden.
Met vriendelijke groet,
D.
In de brief hierboven schrijf ik drie keer over een "evaluatiegesprek".
Dat ben ik later een "aanmeld-gesprek" gaan noemen.
E4.
VOLWASSENENZORG
De heer D.
ONS KENMERK VWZ/HK/kvdm
DATUM 23 juni 1998
ONDERWERP Informatie
Geachte heer D.,
In antwoord op uw schrijven d.d. 19 juni 1998 betreffende het psychologisch
onderzoek, dat ik met u heb verricht in 1992, graag het volgende.
Uw vraag is of er bij u een passief-agressieve persoonlijkheid
geconstateerd is. Het persoonlijkheidsonderzoek dat bij u afgenomen
is geeft inderdaad weer dat er mogelijk sprake is van een
passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis, echter om daar nog
meer zeker van te zijn zou aanvullend onderzoek in die zin nodig
geweest zijn, er is dus sprake van een mogelijke
persoonlijkheidsstoornis in die zin.
Uw tweede vraag of ik kan bevestigen of het rapport van mij
afkomstig is en uit welk jaar het volgende. Het psychologisch
onderzoek dat door mij is verricht is uiteraard van mij en het
dossier is door mij opgesteld. Het jaar waarin het onderzoek
is afgenomen is 1992.
Deze brief zal geen kosten voor u met zich meebrengen.
Ik hoop u voldoende ingelicht te hebben.
Met vriendelijke groet,
drs.
K7.
klinisch psycholoog
Volgens mij klopt bovenstaande brief niet. Drs. K7. schrijft dat uit het persoonlijkheidsonderzoek
is gebleken dat er mogelijk sprake zou zijn van een passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis.
Maar dat schrijft hij nu, na zoveel jaren. In 1992 schrijft hij helemaal niet dat zoiets uit
de psychologische test was gebleken. In tegendeel zelfs. In 1992 heeft hij dat overgeschreven
van het verslag van het aanmeldgesprek (diegene van het aanmeldgesprek werd boos en schreef
een zeer bijtend en afschuwelijk verslag).
Dat hij nu doet alsof dat uit een onderzoek zou blijken is opnieuw ernstig kwetsend, en
lijkt opnieuw doelgericht om mij te beschadigen.
Aan: E4.
t.a.v. de weledelgeleerde heer,
drs. K7., klinisch psycholoog
29 juni 1998
Uw kenmerk: VWZ/HK/kvdm
Geachte drs. K7.,
Hartelijk dank voor uw brief. De onduidelijkheid is daarmee
weggenomen.
In uw brief bevestigt u ook dat het rapport van u is, zoals
ik u had gevraagd. Ook daarvoor mijn dank. Uw rapport uit 1992
is echter niet ondertekend, zodat het niet volledig duidelijk
is dat het genoemde rapport ook daadwerkelijk dat rapport is.
Is het mogelijk dat u het rapport alsnog ondertekent en aan
mij retourneert? Bij mijn brief van 19 juni 1998 had ik daarvoor
het originele rapport, zoals het uit het RIAGG-dossier kwam,
meegestuurd.
P.S.: Graag had ik u dit telefonisch gevraagd, maar dat lukte
niet. Zelf ben ik niet
altijd telefonisch bereikbaar, vandaar dat ik u deze fax stuur.
Met vriendelijke groet,
D.
Ik heb nog contact gezocht met een
psychologisch expertise bureau
over de persoonlijkheidstest.
1999
Omdat de uitvoeringsinstelling (het G.) de brief van 19 november 1992
niet wilde verwijderen, heb ik nog maar een keer een beroep gedaan
op klinisch psycholoog drs. K7.. Hij is tenslotte degene, die het
probleem veroorzaakt heeft.
Aan: E4.
t.a.v. de weledelgeleerde heer,
drs. K7., klinisch psycholoog
4 november 1999
Uw kenmerk: VWZ/HK/kvdm
bijlagen:
- rapport van reumatoloog S8., d.d. 23 augustus 1993.
- eerdere correspondentie, bij u bekend,
- verslag psychologisch onderzoek, d.d. 1992.
- uw brief aan het G., d.d. 19 november 1992.
- mijn brief aan u, d.d. 19 juni 1998.
- uw brief aan mij, d.d. 23 juni 1998.
Geachte drs. K7.,
Vorig jaar heb ik met u gecorrespondeerd, maar daarmee zijn
nog niet al mijn probremen opgelost. Ik wil u daarom vragen
of u zo vriendelijk wilt zijn, om hier voldoende aandacht
aan te besteden, en de kosten kunt u gerust in rekening brengen.
betreffende de brief van 19 november 1992
Naar aanleiding van uw brief, d.d. 23 juni 1998, heb
ik geprobeerd om de brief van
19 november 1992 te laten
verwijderen bij het G., maar zij weigeren dat. Ik wil u
vragen om mij te laten weten, dat u niet achter de inhoud
van de brief, d.d.
19 november 1992, staat. Indien u dat
niet wilt doen, dan zullen alle verschillen tussen de
brief en het rapport, stuk voor stuk doorgenomen moeten
worden. Ik ga ervan uit, dat uw "verslag psychologisch
rapport" wel uw mening weergeeft.
betreffende uw "verslag psychologisch rapport"
Ook uw "verslag psychologisch rapport" heeft voor mij
nadelige gevolgen gehad. Toen u in 1992 mij de uitkomst van
het onderzoek vertelde, zei u dat de term "somatisatie stoornis"
een lichamelijke stoornis betekend. Maar die term wordt door
het G. uitgelegd alsof een psychische stoornis zou zijn
aangetoond, en de lichamelijke klachten alleen maar een
gevolg daarvan zouden zijn. Graag zou ik daarover meer
duidelijkheid willen. In de bijlagen vindt u ook een rapport
van een lichamelijk onderzoek uit 1993.
Volgens uw brief van 23 juni 1998 zou uit het
persoonlijkheidsonderzoek blijken dat ik mogelijk passief-agressief
zou zijn. Ik kan mij dat moeilijk voorstellen en ik vermoed
dat het is gebaseerd op één enkele vraag.
Indien dat zo is, lijkt mij dat onvoldoende reden voor een
dergelijke verdachtmaking.
In u verslag psychologisch onderzoek uit 1992, gebruikt u het
woord "wenselijk" om aan te geven hoe ik de testen heb ingevuld.
Die testen waren nu juist bedoeld om duidelijk te maken wat
er psychisch met mij aan de hand was, omdat ik tijdens de
gesprekken wel normale dingen vertelde, maar niet gewoon
ontspannen op een stoel kon zitten, en niet gewoon vlot kon
doorpraten. Toch heeft u opnieuw reden gezien om aan mijn
antwoorden te twijfelen, omdat ik niet fris en vlot overkwam.
Ik vind het daarom niet aardig van u, dat u het woord "wenselijk"
gebruikt. Overigens was ik niet bekend met zulke testen, en
ik heb ze eerlijk ingevuld.
Graag zie ik uw reactie binnen een maand tegemoet.
Met vriendelijke groet,
D.
Op bovenstaande brief kreeg ik geen reactie. Dat komt vaker voor,
en een aangetekende brief is dan meestal mijn volgende stap. Deze
keer koos ik ervoor om een advocaat in te schakelen.
Centrum voor geestelijke gezondheidszorg
E4..
De heer drs K7.
klinisch psycholoog
R., 17 februari 2000
Betreft : de heer D.
Geachte heer,
De heer D. heeft zich onlangs tot mij gewend met het verzoek zijn
belangen te behartigen. Hij stelde mij onder meer zijn brief aan
u d.d. 4 november jongstleden ter hand. Naar ik begrijp heeft u
tot op heden nog niet op deze brief gereageerd.
De heer D. heeft als doel, uw brief d. d.
19 november 1992 uit
het dossier bij het G. te laten verwijderen. Het G. heeft
namelijk gezien die brief zijns inziens, ten onrechte
aangenomen, dat sprake is van een somatisatiestoornis,
waarbij de persoonlijkheid beschreven moet worden als
ontwijkend, aangepast en mogelijk passief-agressief. Immers,
blijkens het aan deze brief ten grondslag liggende verslag
psychologisch onderzoek bent u tot de conclusie gekomen, dat
mogelijk sprake is van een diagnose in die zin. Een en ander
is niet komen vast te staan, nu geen nader onderzoek terzake
heeft plaatsgevonden.
Namens de heer D. verzoek ik u dan ook schriftelijk te
bevestigen, dat inderdaad niet is vastgesteld, dat sprake is
van een somatisatiestoornis, waarbij de persoonlijkheid
beschreven wordt als ontwijkend, aangepast en mogelijk
passief-agressief. Ik verzoek u mij die bevestiging uiterlijk
15 maart aanstaande te doen toekomen. Behoeft het verzoek nog
een nadere toelichting, neemt u dan contact met mij op.
In afwachting van uw berichten,
met vriendelijke groeten
P2
E4.
VOLWASSENENZORG
P2
ONS KENMERK VWZ/HK/mt
DATUM 18 februari 2000
BETREFT de heer D.,
Geachte heer/mevrouw,
Uw brief betreffende de heer D. het volgende: Op uw verzoek
bevestig ik dat in een eerdere schriftelijke vastlegging
van een psychologisch onderzoek betreffende de heer D.
is vast komen te staan dat er mogelijk sprake is van
somatisatiestoornis.
Overigens heeft u daarover meer informatie op dit moment
dan ondergetekende, aangezien het dossier van de heer
D., op zijn verzoek overigens, een kopie van de
toestemmingsverklaring stuur ik hierbij, vernietigd is.
Het bevreemdt mij overigens dat de heer D. vraagt om een
bevestiging dat er mogelijk sprake is van een dergelijke
stoornis, terwijl de correspondentie van het een en
ander (kopie) in zijn bezit is. Derhalve kan hij deze
bevestiging ook zelf verrichten.
Hoogachtend,
drs.
K7.
Centrum voor geestelijke
gezondheidszorg E4.
T.a.v. de heer drs K7.,
klinisch psycholoog
R., 9 maart 2000
Betreft : de heer D.
Geachte heer,
Uw reactie op mijn brief d.d. 17 februari jongstleden
heb ik inmiddels met de heer D. besproken. Uw reactie
bevredigt hem niet, nu zijns inziens niet is komen vast
te staan, dat sprake is van een somatisatiestoornis.
Nader onderzoek, waaruit dit eventueel zou hebben moeten
blijken, is immers niet verricht. De heer D. zou graag zien,
dat u verklaart, dat de brief van
19 november 1992 niet correct is.
Zoals ik in mijn brief reeds heb aangegeven, heeft het
G. gezien de brief van
19 november 1992 aangenomen,
dat sprake is van een somatisatiestoornis, waarbij de
persoonlijkheid beschreven moet worden als ontwijkend,
aangepast en mogelijk passief agressief, terwijl u in die
brief slechts aangeeft dat van een diagnose in die zin
mogelijk sprake is.
Gelet daarop verzoek ik u in elk geval te bevestigen
hetgeen ik u heb gevraagd, te weten, dat inderdaad niet
is vastgesteld, dat sprake is van een somatisatiestoornis,
waarbij de persoonlijkheid beschreven wordt als ontwijkend,
aangepast en mogelijk passief agressief, nu terzake nader
onderzoek is uitgebleven. Naar ik begrijp heeft u hem
destijds ook medegedeeld, dat er gezien de bevindingen in
psycho-sociale dan wel psychiatrische zin niets aan de
hand was. Dit blijkt ook uit uw verslag psychologisch onderzoek.
Ik verwacht spoedig van u te kunnen vernemen. Behoeft
het verzoek nog een nadere toelichting, neemt u dan contact
met mij op.
In afwachting van uw berichten,
met vriendelijke groeien,
P2.
E4.
Volwassenzorg
T.a.v.: Mevrouw. P2, Advocate
Ons kenmerk VWZ\HK\svdm
Datum 15 juni 2000
Betreft De heer D., geboren ###
Geachte Mevrouw,
Naar aanleiding van het verzoek van uw cliënt de heer D.,
geboren ###, om mijnerzijds inlichtingen te verstrekken betreffende
het psychologisch onderzoek dat bij cliënt in 1992 is afgenomen
en de informatie die, op verzoek van cliënt, naar het GAK is
verstuurd november 1992, het volgende.
Het psychologisch onderzoek laat, behalve de somatisatieverschijnselen
(= verschijnselen die somatisch optreden, maar waar geen somatisch
substraat voor
gevonden is), geen psychiatrisch symptomatologie zien.
Bovengenoemd onderzoek werd aangevraagd door collega Dhr. B10.,
bij wie
cliënt destijds in behandeling was. Reden van deze aanvraag
was dat cliënt enerzijds
aangaf problemen met slapen en concentratieklachten te hebben
c.q. zichtbaar
spanningsverschijnselen liet zien, anderzijds meende cliënt
dat er in psychiatrisch - psychologisch niets aan de hand.
Waarschijnlijk bood dit geen
verder perspectief in de
behandeling en is toen besloten tot nader onderzoek.
Dit psychologisch onderzoek leverde in die zin niet veel nieuwe
informatie op, zodat de
stelling van cliënt dat "er geen sprake was van psychische
problematiek" werd bevestigd.
Wel werd duidelijk dat cliënt leed aan somatisatieverschijnselen
die hij somatisch bleef
duiden. Op dat moment waren daar, ons bekend, geen duidelijke
somatische mechanismen voor verantwoordelijk.
Wij adviseerden cliënt voorlopig uit te gaan van een
"spannings/stressinductiehypothese" om meer inzicht te verkrijgen
omtrent de opbouw van spanning en in het verlengde hiervan dit te veranderen.
Cliënt bleef van mening dat somatische factoren verantwoordelijk
waren voor zijn
klachten en was niet gemotiveerd een psychotherapeutische behandeling
aan te gaan.
Wij concludeerden toen "hij daar voor niet gemotiveerd was,
en weinig zicht was op eigen functioneren".
Mede op basis van het psychologisch onderzoek, maar grotendeels
op basis van
klinische ervaringen met de cliënt werd zijn persoonlijkheid
beschreven als ontwijkend
en passief en beoordeelden wij de prognose als pessimistisch.
Die indruk hebben wij, op verzoek en in overleg met cliënt
naar het GAK verstuurd.
Uw vraag of verder onderzoek op het gebied van de somatisatieklachten
nodig was
geweest om de primitief uitstelsel te krijgen kan ik moeilijk
beantwoorden.
Mogelijk dat in de huidige situatie verder onderzoek naar onder
meer het chronische
vermoeidheidssyndroom wenselijk was geweest, maar zowel in somatische
als in psychiatrische zin blijft dit voorlopig een dubieuze diagnose,
die ook niet overaal erkend wordt.
Mogelijk dat uw vragen met bovenstaande samenvatting zijn beantwoord.
Hoogachtend,
drs.
K7.
klinisch psycholoog basisvoorziening
E4. Walcheren
In de bovenstaande brief lees ik 12 leugens. Daarom heb
ik een beroep gedaan op de
klachtencommissie.
Vooral die opmerking dat de brief aan het GAK op mijn verzoek en
in overleg met mij zou zijn gebeurd is niet juist. Ik vermoed
dat drs. K7. op het moment dat hij het opschreef ook wist
dat hij zat te liegen.
Laatste wijziging van deze bladzijde: december 2009