Correspondentie met rechtbank

1994


thumbnail
G.

Arrondissementrechtbank M.

ons kenmerk 110/pp
datum 21 februari 1994

onderwerp : Werkomschrijving m.b.t. dhr. D.,geboren ###, wonende ###.

Geachte heer/mevrouw,

Werkomschrijving zie GMD-rapportage

Feitelijke situatie:

Nadat de GMD belanghebbende geschikt achtte voor 6 uur/dag (per 01-10-93 l5-25% WAO), hervatte de man op 22-10 daadwerkelijk voor 6 uur/dag (voorheen 4 uur werken en 45-55% WAO)

Viel op 15-11-93 weer uit met vermoeidheid.

Werd op 15-11-93 op medisch spreekuur beoordeeld en hersteld verklaard na 16-11-93.

De man heeft overigens ook een beroepszaak lopen tegen de GMD m.b.t. geschiktheid voor 6 uur/dag werken. (Belanghebbende acht zich slechts voor 4 uur/dag geschikt)

Belanghebbende is dus zowel tegen de GMD-beslissing als de Ziektewet beslissing in beroep gegaan.

R.
verzekeringsgeneeskundige



thumbnail thumbnail
G.
Districtskantoor G.
G.

Arrondissementsrechtbank M.
sector bestuursrecht,

VERWEERSCHRIFT

Met uw brief van 23 december 1993, uw nr. 93/859 ZW, zond u het bestuur van de ###Bedrijfsvereniging, gevestigd te A., hierna te noemen ondergetekende, een afschrift van een beroepschrift van de heer D., wonende ###, waarbij beroep werd ingesteld tegen het besluit van ondergetekende van 8 december 1993.

Met zijn besluit heeft ondergetekende de heer D. medegedeeld dat hem na 16 november 1993 geen ziekengeld meer wordt toegekend, omdat hij niet ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

In zijn beroepschrift heeft de heer D. aangevoerd dat hij geen ziekengeld eist, omdat hij gedurende de periode van 5 november 1993 tot 17 november 1993 ziekengeld ontvangen heeft en hij zich daarna beter heeft gemeld, maar dat hij niet kan garanderen dat hij in de toekomst niet genoodzaakt is zich opnieuw ziek te melden.

Ondergetekende merkt naar aanleiding hiervan op dat het bestreden besluit; voor wat betreft de uitkering van ziekengeld tot 17 november 1993, kennelijk in overeenstemming is met de wensen van de heer D..
Uitdrukkelijk wenst ondergetekende hieraan toe te voegen, dat zijn besluit niet zo ruim gelezen dient te worden, dat de heer D. niet opnieuw in aanmerking kan komen voor een uitkering ingevolge de Ziektewet als hij zich na 17 november 1993 wederom ziek meldt.
Dit uiteraard onder voorwaarde dat hij alsdan aan alle vereisten voldoet, die voor het recht op uitkering zijn gesteld in de Ziektewet.

Ondergetekende verzoekt de vordering van de heer D. tot vernietiging van het besluit d.d. 8 december 1993 af te wijzen de het beroep tegen dit besluit ongegrond te verklaren.

Hoogachtend
Het bestuur van de bedrijfsvereniging
De administrateur
G.
De districtsdirecteur van het kantoor
te G.
Voor deze:

28 februari 1994.



thumbnail
Van: D.

Aan: Arrondissementsrechtank M.
Sector Bestuursrecht

3 maart 1994

reg.nr. : 93 / 859 ZW
betreft : reaktie op stukken van G./GMD/N.
bijlagen:
- verslag psychologisch onderzoek R.
- brief van dokter S. aan mijn huisarts, d.d. 23 aug. 1993
- verslag van dhr. D., osteopaat, d.d. 9 aug. 1993

Edelachtbare vrouwe/heer,

Hierbij geef ik mijn reaktie in tweevoud op de stukken A7 t/m All, A15 t/m A17, en het verweerschrift. Met verschillende feiten die in deze stukken staan, kan ik mij niet verenigen. Een aantal wil ik hierna noemen.

stuk A8, afschrift medische kaart.
In dit stuk wordt melding gemaakt van "psychische klachten", en bij "Specialisten" wordt "Psychiatrie" vermeld. Het psychologisch onderzoek is echter al in december 1992 afgerond, en gaf geen oorzaak voor mijn klachten (zie bijlage). Ook staat er vermeld dat ik naar een neuroloog verwezen zou zijn, dit is onjuist. Verder staat er vermeld dat ik 16-11 mijn werk zou hervatten, dit is onjuist en moet 17-11 zijn.

stuk A11, rapportage arbeidsdeskundige, d.d. 17 sep 1993.
Hierin staat dat ik intensief begeleid zou worden, en dat men tracht mij te stimuleren, Dit is naar mijn mening niet juist (en ook niet nodig).

stuk A16 of Al7, brief van dhr. R., d.d. 21 feb 1994, kenmerk llO/pp
Hierin staat dat ik op 15-11-93 uitviel door vermoeidheid. Ik had mij echter op 5-11-93 ziek gemeld. Ook de datum dat ik op het medisch spreekuur kwam was niet 15-11-93, maar 16-11-93.

stuk Al6 of A17, rapportage arbeidsdeskundige, d.d. 18 jan 1993, blz,nr. 2.
In dit stuk staat, dat ik het werken met B. minder geschikt zou vinden. Dit is volstrekt onjuist, en heb ik beslist niet gezegd. In dit stuk staat ook dat ik het niet zo naar mijn zin zou hebben bij mijn werkgever, en te zijner tijd ander werk wil gaan zoeken. Dit is een juiste rapportage, maar is op dit moment niet meer aan de orde, omdat mijn werksituatie verbeterd is.

Uit de bijlagen blijkt, dat mijn gezondheid aanleiding kan geven tot klachten. Op dit moment werk ik 18 uur per week, en heb voor dit jaar ook een maand onbetaald verlof gekregen.

Naar mijn mening staat in het verweerschrift dat de "arbeidsgeschiktheidsverklaring" niet bedoeld is om een nieuwe ziekmelding bij voorbaat niet te accepteren. Ik verzoek u daarom om de beslissing te vernietigen, omdat deze oneigelijk gebruikt is.

Hoogachtend,
D.



thumbnail
Arrondissementsrechtbank te M.
Sector Bestuursrecht

De heer D.

reg.nr.: 93 / 859 ZW
uw kenmerk:
M., 22 maart 1994
bijlagen:
onderwerp: het beroep van De heer D.


Geachte heer,

Met betrekking tot de bovenvermelde beroepszaak vraag ik uw aandacht voor het volgende.

Uit uw beroepschrift d.d. 17 december 1993 alsook uit uw nadere reactie d.d. 3 maart 1994 blijkt niet van bezwaren tegen de beslissing als zodanig om u na 16 november 1993 geen verdere uitkering van ziekengeld toe te kennen ter zake van uw ziekmelding d.d. 5 november 1993.

Bij een eventuele nieuwe ziekmelding zal de bedrijfsvereniging opnieuw dienen te beoordelen of u voor ziekengelduitkering in aanmerking komt en ter zake een nieuwe beslissing dienen te nemen die voor beroep vatbaar is.

Ik verzoek u mij binnen drie weken na heden mee te delen of u desondanks het beroep wenst te handhaven.

Hoogachtend,
namens de rechtbank,
###,
griffier.



thumbnail
Van: D.

Aan: Arrondissementsrechtbank M.
sector bestuursrecht,

8 april 1994

uw kenmerk: reg.nr. 93 / 859 ZW
betreft : antwoord op uw vraag over handhaving van mijn beroep.

Edelachtbare vrouwe/heer,

Als antwoord op uw brief (reg.nr. : 93 / 859 ZW , d.d. 22 maart 1994) deel ik u hierbij in tweevoud mede, dat ik niet bereid ben om mijn beroep in te trekken.

Aangezien ik op eigen initiatief op 17 november 1993 weer ging werken, heb ik geen bezwaren tegen de beslissing om mij na 16 november 1993 geen verdere uitkering van ziekengeld toe te kennen. Toch zou ik graag willen dat deze beslissing ongedaan gemaakt word, omdat mijns inziens deze beslissing ten onrechte genomen is, en geen doel heeft.

Indien deze beslissing niet geldt voor een eventuele nieuwe ziekmelding, dan heeft deze beslissing naar mijn mening geen doel. Dit omdat ik op 16 november 1993 te kennen heb gegeven dat ik de volgende dag zou gaan werken. Naar mijn mening blijkt dit ook uit de medische kaart (stuk A8).

Hoogachtend,
D.


Daarna kreeg ik een oproep voor een zitting bij de rechtbank.

Laatste wijziging van deze bladzijde: december 2000