Klacht bij Regionaal Medisch Tuchtcollge
2004
Met orthopedisch chirurg S. had ik eerst een
correspondentie, maar in 2004 diende
ik onderstaande klacht in, die ik in zevenvoud naar het tuchtcollege
stuurde.
K L A A G S C H R I F T
Aan de secretaris
van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage
Naam : D.
Voornamen : ###
Geboortedatum : ###
Straat : ###
Postcode en woonplaats : ###
Telefoon : ###
dient een klacht in tegen de arts:
Naam : Dhr. S., orthopaedisch chirurg
per adres : Ziekenhuis W.
Maatschap chirurgie/orthopaedie
V.
Feiten en omstandigheden in het kort
In 1994 was ik verwikkeld in een beroepsprocedure met het G..
De rechtbank stelde orthopaedisch chirurg dhr. S. aan
als deskundige om mij te onderzoeken.
Mijn klacht betreft de wijze waarop dokter S. rapporteerde
aan de rechtbank. Daardoor heeft de rechtbank een bestaande diagnose
terzijde geschoven. Mijn uiteindelijke bedoeling van deze klacht
is dan ook, om (opnieuw) een verzoek voor herziening bij
de rechtbank in te dienen.
Achtergrond
De tweede deskundige die de rechtbank aanstelde was psychiater E..
Om persoonlijke redenen heb ik hem aangeklaagd
(regionaal: 99 T 107, centraal: 2001 / 058).
Nadat de psychiater een waarschuwing kreeg,
diende ik bij de rechtbank een verzoek voor herziening in.
Dat verzoek is bij uitspraak van
23 december 2002 afgewezen (zie bijlagen).
Daarna heb ik getracht om wat meer duidelijkheid over
het rapport van dokter S. te krijgen, zoals blijkt uit
de brieven van 15 januari t/m 10 september 2003 (zie bijlagen).
Bij uitspraak van 17 oktober 2003 (zie bijlagen) kreeg
klinisch psycholoog de heer drs. K7. van het R. een waarschuwing
van het College van Beroep van het Nederlands Instituut van Psychologen
voor een brief die hij in 1992 naar het G. stuurde.
Door die uitspraak kwam alle aandacht bij het rapport van dokter S. te liggen.
Daardoor heb ik besloten om dokter S. aan te klagen,
wat nog enkele maanden vertraagd werd door mijn gezondheidsproblemen
en door procedures met het UWV.
Ik ben destijds bij de rechtbank niet in hoger beroep gegaan,
omdat het mij zinvoller (en leuker) leek om te proberen
mijn werk vol te blijven houden. Dat is ook de reden dat ik
de verschillende deskundigen indertijd niet heb aangeklaagd.
Dat had echter wel tot gevolg dat de vele onjuistheden
in het dossier in stand bleven, wat achteraf gezien zeer nadelig
voor mijn gezondheid en mijn levensloop is geweest.
De beoordeling door dokter S. is inmiddels bijna tien jaar geleden,
maar ik weet nog steeds niet of mijn klachten onder orthopedie vallen.
Ik neem aan, dat als mijn klachten duidelijk orthopedisch
of neurologisch van aard zijn, dat reumatoloog S8. mij in 1993
had doorverwezen.
Ik weet dus ook niet of dokter S. als orthopaedisch chirurg
tekort is geschoten op zijn vakgebied.
Voor de volledigheid wil ik melden,
dat ik inmiddels twee verzekeringsartsen heb aangeklaagd.
De reden hiervoor is dat zij zich volgens mij op
aantoonbaar onjuiste gegevens baseren,
zoals die tien jaar geleden zijn ontstaan.
Daarnaast voegen zij daar nog vele problemen aan toe.
dokter L. (regionaal: 2001 T 63, centraal: 2002 / 159)
dokter K. (regionaal: 2003 T 20, centraal: 2004 / 045).
Klachtpunten
Mijn klacht heb ik ingedeeld in een aantal klachtpunten,
het betreft echter één en hetzelfde probleem.
1) Naar mijn mening geeft dokter S. ongevraagd aan,
dat zijn collega een onjuiste diagnose zou hebben gesteld.
In zijn conclusie schrijft dokter S. bij
punt B:
"gezien de in de anamnese genoemde klachten
die patiënt naar voren brengt en de moeilijke situatie
waarin hij terecht is gekomen, waarvoor waarschijnlijk
geen lichamelijke afwijkingen aansprakelijk zijn,
moet ik ter betere beoordeling van de gezondheidstoestand
een onderzoek door een psychiater sterk adviseren"
Het zinsdeel "...waarschijnlijk geen lichamelijk afwijkingen..."
gaat in tegen de reeds gestelde diagnose van reumatoloog S8.
(geen reuma, maar mechanisch) in zijn brieven van 23 augustus
en
15 november 1993 (zie bijlagen). Het gaat ook in tegen
een brief van een osteopaat van 9 augustus 1993 (zie bijlagen).
Deze brieven zaten in het dossier van de rechtbank en waren bekend
bij dokter S.. Door de hierboven genoemde opmerking geeft dokter S.
een beoordeling over het werk van reumatoloog S8..
In feite stelt dokter S. dat reumatoloog S8. zijn werk niet goed
heeft gedaan. Dat betekent dat ik een klacht tegen dokter S.
zou kunnen indienen. Maar dat zou de omgekeerde wereld zijn,
omdat dokter S. wél bekend was met mijn klachten
en mij ook beter heeft onderzocht.
2) Dokter S. geeft volgens mij een onduidelijke onderbouwing
voor zijn advies om mij door een psychiater te laten onderzoeken.
Als onderbouwing noemt dokter S. mijn klachten en de situatie
waarin ik terecht was gekomen. Het is niet duidelijk welke klachten
hij bedoelt en welke gegevens hieraan ten grondslag liggen.
Vanzelfsprekend stond het hem vrij om een onderzoek door
een psychiater te adviseren, maar nu zowel een psycholoog
alsook een psychiater een waarschuwing hebben gekregen,
is het des te meer van belang te weten waarop dokter S. zijn advies op baseerde.
Ik krijg de indruk dat dokter S. van mening is,
dat wanneer klachten zoals hoofdpijn en duizeligheid
zonder enig hersenletsel optreden, dit enkel zou kunnen voortkomen
vanuit een psychische oorzaak. Dat lijkt mij niet juist
en is volgens mij een achterhaald idee.
3) Naar mijn mening heeft dokter S. zijn rapport subjectief opgesteld.
Dit om de volgende redenen:
* Dokter S. schrijft over een "behandeling" bij het R.,
terwijl het een onderzoek betrof.
* Dokter S. schrijft: "...hij raakte overspannen" en "...overspannenheid...",
terwijl dat niet zo was en ik dat ook niet heb gezegd.
Ik heb wel gezegd dat ik volgens mij soms tegen
een grens van
oververmoeidheid aan zat.
* Tijdens het onderzoek vertelde ik iets over (letterlijk) rode ogen.
Voor zover ik me kan herinneren heeft dokter S.
daar geen enkele vraag over gesteld. In zijn rapport staat
het zinsdeel: "...een rode waas voor de ogen...",
wat gemakkelijk verkeerd kan worden uitgelegd.
Aangezien de bovenstaande opmerkingen in het rapport van dokter S.
precies passen bij het beeld dat de verzekeringsarts probeerde
te creëren, lijkt een zekere vooringenomenheid mij daarvoor
de enige logische verklaring.
Verder schrijft dokter S. de volgende zinnen in zijn rapport:
*
"Daarbij memoreert de rheumatoloog ook een nerveuze gespannenheid
welke bij patiënt aanwezig zou zijn."
*
"In gedingstuk B1.1 wordt ongeveer halverwege gememoreerd
dat belanghebbende elke vorm van psychisch lijden volstrekt afwijst."
Blijkbaar bevestigen deze zinnen dokter S. om aan
een psychische oorzaak te denken. Het was zorgvuldiger geweest
indien dokter S. dat tijdens het onderzoek aan mij gevraagd had,
omdat al ik naar de rechtbank had geschreven,
dat in het dossier verschillende feiten onvolledig of onwaar zijn.
De reden dat de reumatoloog over "nerveus-gespannen" schrijft,
kwam doordat ik na een wachttijd van 2 uur amper nog
op de (te kleine) stoel kon blijven zitten van de pijn.
De verzekeringsarts heeft inderdaad opgeschreven dat ik
elke vorm van psychisch lijden volstrekt zou afwijzen.
Maar dat is echter niet juist en dat blijkt ook wel uit de feiten.
Ik heb gedaan wat mijn huisarts mij adviseerde.
Ik heb mij namelijk door het R. laten onderzoeken.
Daarnaast heb ik op eigen initiatief een zelfstandige psycholoog geraadpleegd.
Door beiden werd tegen mij gezegd dat er geen psychische oorzaak
voor mijn klachten te vinden was.
De verzekeringsarts ging er echter van uit, dat het R. wél
een psychische diagnose had gesteld, gebaseerd op een onjuiste brief
van het R. (waarvoor psycholoog drs. K7. vorig jaar een waarschuwing kreeg).
4) Dokter S. heeft geen contact gezocht met dokter S.,
terwijl dat wel de opdracht van de rechtbank was.
Dit is des te merkwaardiger, omdat dokter S. wel het
interne dossier
van het R. wilde inzien. In zijn rapport schrijft hij,
dat hij zich daar nauwelijks op kan baseren omdat ik het dossier
heb laten vernietigen.
Tijdens het onderzoek had ik hem al verteld,
dat ik het dossier had laten verwijderen,
maar hij wilde het toch inzien. Ik heb hem daarop het dossier gestuurd
bij mijn brief van 11 mei 1994 (zie bijlagen: alleen de begeleidende brief).
Doordat dokter S. schrijft dat hij zich nauwelijks op het dossier
van het R. kan baseren, vraag ik mij af welk deel hij daaruit
dan wel gebruikt heeft.
In 1993 onderzocht dokter S. mij in hetzelfde ziekenhuis als waar dokter S. werkt.
Ik weet niet of dokter S. in 1994 daar ook nog werkte,
maar het had wel in de lijn der verwachting gelegen als dokter S.
contact opgenomen had met zijn collega.
Door op deze wijze eenzijdig veel aandacht aan de psychische kant te geven,
wekt dat op z'n minst de schijn dat dokter S. naar de mening van
de verzekeringsarts heeft toegewerkt. Terwijl de verzekeringsarts
zich voornamelijk baseerde op een onjuiste brief van het R.
(waarvoor psycholoog drs. K7. vorig jaar een waarschuwing kreeg).
Betreffende het R.:
Bij de bijlagen heb ik het dossier van het R. niet toegevoegd,
omdat dat zeer onzorgvuldig en negatief is en ik dat nog niet heb afgesloten.
Het R. heeft in 1992 overigens niet eens een eindconclusie
naar mijn huisarts verzonden, ondanks dat het onderzoek bijna 8 maanden
in beslag had genomen.
Het onderzoek bij het R. bestond achtereenvolgens uit:
* Een eerste evaluatiegesprek met een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige;
* Vele intake-gesprekken met een andere sociaal-psychiatrisch verpleegkundige;
* Enkele psychologische testen bij drs. K7., klinisch psycholoog.
Mijn huisarts verwees mij in 1992 naar het R. om te onderzoeken
of er een psychische oorzaak voor mijn lichamelijke klachten was,
terwijl ik nog niet lichamelijk door een specialist onderzocht was.
Aan het eind van het onderzoek is tegen mij gezegd dat het enige wat opviel was,
dat ik bij de testen had ingevuld dat ik lichamelijke klachten had.
Verder kwam uit de testen geen psychologisch of psychiatrisch profiel.
5) Indien dokter S. gegevens over mij heeft in een dossier,
dan heb ik naar mijn mening recht op inzage daarin.
Dat hij niet met mij zou mogen corresponderen doet daar niets van af.
Dokter S. had daarover duidelijkheid kunnen geven.
Ik verwijt de aangeklaagde, kort samengevat, dat hij naar de rechtbank
een rapport heeft uitgebracht, wat volgens mij onvoldoende objectief is,
en waarmee hij aangeeft dat zijn collega een onjuiste diagnose zou hebben gesteld.
Door als orthopaedisch chirurg een uitspraak te doen over alle lichamelijke specialismen,
geeft hij een beoordeling over zijn collega, terwijl de rechtbank daar niet om gevraagd had.
Datum
21 april 2004
Naam
dhr. D.
Handtekening
###
Machtiging
Namen en adressen van de personen en instellingen
die informatie kunnen verstrekken, en de van belang zijnde consultdata.
Ziekenhuis W.
V.
dossiers, röntgenfoto's, etc.
referentienummer: ###
Datum van onderzoek door orthopaedisch chirurg S.: 10 mei 1994
Rechtbank M.
Sector Bestuursrecht
M.
procedures:
* AAW/WAO 93 / 732
* AAW/WAO 94 / 432
* 02 / 127 AAWAO (verzoek voor herziening)
etc.
UWV G.
G.
referentie: sofinummer: ###
En ook: Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
De ondergetekende machtigt de door de voorzitter
van het college om inlichtingen gevraagde personen
en/of instellingen deze te verstrekken.
Datum : 21 april 2004
Naam : dhr. D.
Geboortedatum : ###
Handtekening : ###
In de brief hierboven schreef ik over een "evaluatiegesprek".
Dat ben ik later een "aanmeld-gesprek" gaan noemen.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
dhr. D.
Ons kenmerk: 2004 O 053
Onderwerp: D./S.
G., 27 april 2004
Geachte heer D.,
Hierdoor bevestig ik de goede ontvangst op 22 april 2004
van Uw klaagschrift, waarmee U bij het Regionaal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg te G. een klacht heeft ingediend.
Namens de voorzitter heb ik de arts een afschrift
van Uw klacht toegezonden. De voorzitter heeft mij opgedragen
een vooronderzoek in te stellen, waarin de informatie
kan worden verzameld die het College nodig heeft om
Uw klacht te kunnen beoordelen.
De arts wordt in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk te verweren,
in beginsel binnen een maand na heden.
Deze termijn kan zonodig nog eens met een maand worden verlengd.
Van verdere ontwikkelingen houd ik U op de hoogte.
Hoogachtend,
Mr ###
secretaris
Hieronder staat het verweerschrift van orthopedisch
chirurg S., met de begeleidende brief:
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
dhr. D.
Ons kenmerk: 2004 O 053
Onderwerp: D./S.
G., 25 mei 2004
Geachte heer D.,
Bijgaand ontvangt U kopie van het verweerschrift van de arts.
Ik stel U in de gelegenheid hierop schriftelijk te reageren.
Uw repliek zie ik gaarne binnen één maand na heden,
zo mogelijk gaarne in zevenvoud, tegemoet.
Hoogachtend,
Mr ###
secretaris
Ziekenhuis W.
Maatschap chirurgie/orthopaedie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
t.a.v. de weledelgestrenge heer
Mr. ###, secretaris
11 mei 2004
Uw ref. : 2004 O 053
Onze ref. :ES/eb
Onderwerp: De heer D., geb.: ###, wonende ### te ###
Weledelgestrenge heer,
Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 27 april 2004,
betreffende het klaagschrift van de heer D.,
geb. ### kan ik u de volgende reactie doen toekomen.
Ik beperk mij tot de klacht.
1.
Onderzochte gaat er van uit dat
de rapporterende onafhankelijke deskundige diagnoses
die eerder in de behandelende sector zijn gesteld
zou moeten overnemen. Dit is een misvatting,
van de keurende arts mag worden verondersteld
dat hij kennis neemt van de behandelingen,
maar zelf tot een oordeel komt omtrent
de gezondheidstoestand van de onderzochte
en de daarmee samenhangende diagnoses.
Ten overvloede vermeld ik hierbij dat het niet overnemen
van een diagnose in de conclusie er niets mee te maken heeft
dat de behandelend arts zijn werk niet goed zou hebben gedaan.
2.
Kennelijk is mijn advies, in het kader van de zorgvuldigheid,
ook een oordeel aan de psychiater te vragen voldoende onderbouwd
voor de rechtbank om daar op in te gaan.
3.
Wanneer mijn rapport onvoldoende objectief was opgesteld
had ik dit wel gehoord van de rechtbank.
De term overspannen is door patiënt zelf genoemd
bij het opgeven van de anamnese. Of onderzochte
daar achteraf anders over denkt doet niet ter zake.
De term rode waas is door patiënt letterlijk zo naar voren gebracht.
Vervolgens gaat onderzochte in punt 3 in op de verklaring
van zijn nerveuze gespannenheid, mijns inziens doet dit in het kader
van de klachten niet terzake.
4.
In het dossier bevonden zich twee brieven van
de hand van de behandelend reumatoloog, S., d.d.
23 augustus 1993
en
15 november 1993. Hierin stond voldoende vermeld over de behandeling,
zodat verdere informatie niet hoefde te worden opgevraagd.
Er was dus voldaan aan de opdracht van de Rechtbank.
In het vervolg van punt 4 komen mijns inziens geen punten naar voren
waarop reactie noodzakelijk is, dit betreft alleen verdachtmakingen.
De psychische kant van de klachten van patiënt zijn overgelaten,
en daarom is ook nader oordeel gevraagd, aan de psychiater.
5.
Deze vraag is al beantwoord door de directeur van ons ziekenhuis.
Ik meen met het bovenstaande voldoende te hebben gereageerd
op het klaagschrift van de heer D.. Gaarne zal ik natuurlijk ingaan
op gedetailleerde vragen die eventueel nog bij
de rechtbank mochten blijven bestaan.
Met collegiale groet,
S., orthopaedisch chirurg
Uit de brief hierboven blijkt meteen wat voor iemand de dokter is.
Hij zegt gewoon dat ik zelf de term 'overspannen' heb genoemd, en
hij gaat niet serieus op mijn klachten in.
Hieronder staat mijn repliek op bovenstaand verweerschrift,
die ik in zevenvoud naar het tuchtcollege stuurde.
Aan: Regionaal Medisch Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
t.a.v. Mr ###, secretaris
15 juni 2004
Uw kenmerk : 2004 O 053
Onderwerp : D./S.
Betreft : repliek
Bijlage : Brief aan Arrondissementsrechtbank, d.d. 11 juli 1994.
Weledelgestrenge heer ###,
Hierbij geef ik mijn repliek
op het verweerschrift van 11 mei 2004.
Ik ben overigens van mening dat mijn klaagschrift
voldoende duidelijk is. Met onderstaande uitgebreide uitleg
wil ik enkel duidelijk maken, dat naar mijn mening
orthopaedisch chirurg dhr. S. niet op de kern van
mijn klacht is ingegaan.
ad 1.
Orthopaedisch chirurg S. schrijft dat hij
een eerdere diagnose niet overnam, en stelt dat ik er van uit
zou gaan dat hij dat wel zou moeten doen. Ik heb dat echter
nergens opgeschreven, dat is niet mijn klacht, en dat is ook
niet mijn bedoeling.
Vervolgens schrijft orthopaedisch chirurg S. dat het er niet
mee te maken heeft dat de behandelend arts zijn werk niet goed
zou hebben gedaan. Maar in zijn rapport van 27 juni 1994
schrijft orthopaedisch chirurg S. in zijn conclusie:
"...waarvoor waarschijnlijk geen lichamelijke afwijkingen
aansprakelijk zijn...", en daarmee stelt hij wel degelijk
dat reumatoloog dhr. S. zijn werk niet goed gedaan zou hebben,
omdat die al reeds een lichamelijke diagnose had gesteld.
ad 2.
Dokter S. voert aan dat zijn advies voldoende onderbouwd is,
omdat de rechtbank zijn advies heeft opgevolgd. Dat lijkt mij
geen bewijs dat zijn advies voldoende onderbouwd is.
ad 3.
Orthopaedisch chirurg S. schrijft dat de rechtbank hem wel
had laten weten, wanneer zijn rapport onvoldoende objectief
was opgesteld. Dat lijkt mij geen juiste redenatie.
In het algemeen neemt de arrondissementsrechtbank het advies
van een arts over, en dat zegt niets over de vraag of
het rapport voldoet aan het medisch kwaliteitsniveau
die ik er van mag verwachten.
Bij de Centrale Raad van Beroep wordt kritischer naar
medische rapporten gekeken, maar ik ben indertijd niet
in hoger beroep gegaan, om redenen zoals beschreven
in mijn klaagschrift.
Orthopaedisch chirug S. stelt dat ik zelf de term 'overspannen'
heb gebruikt. Dat is echter niet juist. Ik heb ook
de omstandigheden verteld en ik heb gezegd dat ik volgens mij
soms tegen een grens van oververmoeidheid aan zat. Zodra ik
het rapport van dokter S. las, heb ik dat aan de rechtbank
laten weten. Zie daarvoor mijn brief van
11 juli 1994,
die ik hierbij als bijlage heb toegevoegd.
Ik ben daar achteraf ook zeker niet anders over gaan denken,
zoals dokter S. beweert.
Ook ben ik feitelijk niet overspannen geweest.
Helaas had ik niemand als begeleider/getuige meegenomen,
en was het gesprek alleen tussen orthopaedisch chirurg S. en mij.
In mijn klaagschrift had ik wat achtergrond informatie gegeven
over het feit dat reumatoloog S8. schrijft:
"Daarbij ook nerveus-gespannen...", wat kwam doordat ik van
de pijn amper op de (te kleine) stoel kon blijven zitten
na een wachttijd van twee uur. In zijn verweerschrift
vertaalt orthopaedisch chirurg S. dat naar:
"...zijn nerveuze gespannenheid...". Voor alle duidelijkheid
wil ik melden, dat ik bij het onderzoek van
orthopaedisch chirurg S. zo niet over kwam.
ad 4.
Volgens orthopaedisch chirurg S. heeft hij voldaan
aan de opdracht van de rechtbank, die hem verzocht
om inlichtingen in te winnen bij de behandelende sector.
Dat is ontegenzeglijk niet juist. De brieven van
reumatoloog S8. zaten in het dossier van de rechtbank.
Deze waren dus bij de rechtbank bekend, en toch verzoekt
de rechtbank om bij de behandelende sector
inlichtingen in te winnen en daarvan melding
te maken in het rapport. Het argument van
orthopaedisch chirurg S. dat aan dat verzoek is voldaan,
enkel omdat die brieven in het dossier zaten
is daarom niet juist.
Tevens had het voor de hand gelegen als orthopaedisch chirurg S.
contact had gezocht met reumatoloog S8. om
de schijn van partijdigheid te voorkomen.
Naar mijn mening geeft dokter S. ongewoon veel aandacht
aan externe informatie over de psychische kant
(waaronder onjuiste informatie), en wijst dokter S.
externe informatie over de lichamelijke kant
zonder duidelijke onderbouwing af, door in zijn conclusie
te schrijven: "...waarvoor waarschijnlijk
geen lichamelijke afwijkingen aansprakelijk zijn...".
Het verschil in aandacht voor psychische en lichamelijke zaken
is dusdanig groot, dat er volgens mij sprake is van onzorgvuldigheid.
ad 5.
Voor de duidelijkheid kan ik dit in twee punten splitsen:
* Allereerst had orthopaedisch chirurg S. onomwonden duidelijk
kunnen maken, of hij een dossier van mij heeft,
en of hij stukken aan een dossier heeft toegevoegd,
en welk dossier dat betreft.
* Ten tweede heb ik vanzelfsprekend recht op inzage
in een medisch dossier (artikel 7 : 456
van het Burgerlijk Wetboek).
Deze tekortkoming kan orthopaedisch chirurg S.
eenvoudig goedmaken, door alsnog informatie te verschaffen
over het (al of niet) bestaan van een dossier,
en vervolgens mij alsnog inzage te geven.
Hoogachtend,
D.
Hieronder staat de dupliek van de dokter, met eerst de begeleidende brief
van het tuchtcollege.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
dhr. D.
Ons kenmerk: 2004 O 053
Onderwerp: D./S.
G., 10 augustus 2004
Geachte heer D.,
Bijgaand zend ik U kopie van de dupliek van de arts.
Naar het mij voorkomt is thans in het vooronderzoek
voldoende informatie verzameld om het College in staat te stellen,
de bovengenoemde klacht te behandelen.
De klacht zal op een zitting van het College in raadkamer worden behandeld.
Deze behandeling vindt plaats zonder aanwezigheid van partijen.
U ontvangt te zijner tijd de beslissing van het College.
Ingevolge de Wet hebben partijen het recht,
in het vooronderzoek nog te worden gehoord.
Indien U van dit recht gebruik wilt maken,
kunt U dit binnen twee weken na dagtekening van deze brief schriftelijk
aan mij te doen weten. Ik moet U erop wijzen dat het in dat geval wel langer
zal duren voordat het College op Uw klacht kan beslissen.
Hoogachtend,
mw. mr. ###,
plv. secretaris
Ziekenhuis W.
Maatschap chirurgie/orthopaedie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
t.a.v. De Weledelgestrenge Heer Mr. ###
2 juli 2004
Uw ref. :2004 O 53
Onze ref. :ES/ws
Onderwerp: Dhr. D., geb. ###, ###
Weledelgestrenge heer,
Naar aanleiding van uw brief d.d. 21 juni 2004 betreffende
het repliek van de heer D. veroorloof ik mij de volgende opmerkingen
te maken over de brief d.d. 15 juni 2004 van de heer D..
Ad
1.
In zijn eerdere klaagschrift d.d. 21 april 2004
stelt de heer D. dat ik in ga tegen de gestelde diagnose van de reumatoloog.
Hij stelt zelfs dat ik hierdoor een beoordeling geef
van het werk van de reumatoloog. Wanneer onderzochte zich hieraan stoort
dan kan ik dat niet anders interpreteren dan dat ik de diagnose van
de eerdere behandelaar zou moeten overnemen. Verder mag ik verwijzen
naar mijn eerdere commentaar. In de tweede alinea van ad 1 valt de heer D. in herhaling.
Ad
2.
Geeft alleen de mening over het onderwerp aan van de heer D..
Ad
3.
Het komt mij voor dat bij het volgen van het advies
van een deskundige de mening van de rechter voorgaat boven datgene
wat de heer D. mag verwachten van het medische kwaliteitsniveau van het rapport.
De tweede alinea lijkt mij nogal kwetsend voor het Regionaal Tuchtcollege
en ik heb er dan ook geen behoefte aan om hier commentaar op te geven.
Wat de betreft de term overspannen mag ik verwijzen naar
mijn eerdere opmerking hierover in mijn brief van 11 mei 2004,
ik heb geen reden mijn uitspraak daarover te herzien.
Wat betreft de laatste alinea: de term nerveus gespannen
komt van de reumatoloog en wordt daarom terecht geciteerd.
Het is opmerkelijk overigens dat de heer D. meent te weten
hoe hij over kwam bij de onderzoeker.
Ad
4.
Hier geeft de heer D. nog eens aan
dat onvoldoende informatie is opgevraagd bij de behandelende sector.
Verder spreekt hij over schijn van partijdigheid
en over onzorgvuldigheid. De beoordeling van deze uitlatingen
laat ik gaarne aan de rechtbank over.
Ad
5.
Hierover is, dacht ik, voldoende gecorrespondeerd
zowel door de Raad van Bestuur van ons ziekenhuis als door mijzelf.
Met het bovenstaande hoop ik te kunnen volstaan.
Met de meeste hoogachting,
S., orthopaedisch chirurg
De orthopaed gooide al eerder de arrondissementsrechtbank en het Regionaal Tuchtcollege door
elkaar. Maar nu gaat hij zo ver, dat hij opschrijft dat wat ik geschreven heb kwetsend
voor het Regionaal Tuchtcollege lijkt te zijn. Dat is een kwalijke opmerking en
duidelijk een vergissing. Maar hij schrijft het toch op papier en degenen die dat lezen
kunnen er toch door beïnvloed worden.
In het vervolg kan ik beter niet meer het woord "rechtbank" gebruiken, maar zal ik steeds
voluit "arrondissementsrechtbank" schrijven. Later las ik, dat vanaf 2002 de naam
"Arrondissementsrechtbank" niet meer gebruikt wordt, maar officieel "Rechtbank" is.
Hieronder staat de uitspraak, met eerst de begeleidende brief:
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
met bericht van ontvangst
dhr. D.
Ons kenmerk: 2004 O 053
Onderwerp: D./S.
G., 10 december 2004
Geachte heer D.,
Bijgaand zend ik U kopie van de beschikking van
het College in bovenvermelde klacht van de zitting van 12 oktober 2004.
Onder de beslissing staat vermeld voor wie hoger beroep openstaat
en - indien hoger beroep mogelijk is - op welke wijze het beroep
kan worden ingesteld.
Hoogachtend,
mw. mr. C.G. V.
plv. secretaris
2004 O 53
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te G.
heeft in raadkamer de navolgende beslissing gegeven inzake
de klacht van:
D.,
wonende te ###,
klager,
tegen
S., orthopeadisch chirurg,
wonende te M.,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen: de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 22 april 2004.
De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen
hebben gerepliceerd en gedupliceerd.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om
in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
Het College heeft de klacht op 12 oktober 2004 in raadkamer behandeld.
2. De klacht
De arts heeft klager in het kader van een beroepsprocedure
tegen het G. in 1994 als deskundige onderzocht en een rapport
d.d. 24 juni 1994 uitgebracht aan de rechtbank.
Samengevat verwijt klager de arts dat:
a. hij ongevraagd aangeeft dat zijn collega
een onjuiste diagnose zou hebben gesteld;
b. hij een onduidelijke onderbouwing geeft voor
zijn advies om klager door een psychiater te laten onderzoeken;
c. hij het rapport subjectief heeft opgesteld;
d. hij geen contact heeft gezocht met de reumatoloog,
terwijl dat de opdracht van de rechtbank was en
e. hij duidelijkheid had kunnen geven omtrent het recht van klager
op inzage van een dossier indien daar gegevens over hem instaan.
Dat de arts niet met hem zou mogen corresponderen doet daaraan niets af.
3. Het standpunt van de arts
Ten onrechte gaat klager ervan uit dat een rapporterende
onafhankelijke deskundige diagnoses die eerder
in de behandelend sector zijn gesteld zou moeten overnemen.
Het niet-overnemen van diagnoses van voorgangers leidt niet
tot de conclusie dat de behandelend arts zijn werk
niet goed zou hebben gedaan. Van een keurend arts mag
worden verondersteld dat hij kennis neemt van de behandelingen,
maar zelf tot een oordeel komt.
Kennelijk is het advies om ook een oordeel aan een psychiater
te vragen voldoende onderbouwd geweest voor de rechtbank
om daarop in te gaan. Indien het rapport onvoldoende objectief
was opgesteld, had de arts dat wel vernomen van de rechtbank.
In het dossier bevonden zich twee brieven van
de behandelend reumatoloog d.d.
23 augustus 1993 en
15 november 1993.
Hierin stond voldoende vermeld over de behandeling,
verdere informatie was niet nodig. Met betrekking tot
het verwijt betreffende de inzage in zijn dossier verwijst
de arts naar eerdere correspondentie van hemzelf en van
de directie van het ziekenhuis aan klager.
4. De beoordeling
Bij de beoordeling van een rapportage beoordeelt het College
slechts de vraag of de advisering door de arts voldoet
aan tuchtrechtelijke standaarden. Daarbij gaat het College na
of het advies voldoet aan de vanuit het oogpunt van vakkundigheid
en zorgvuldigheid daaraan te stellen eisen. Hierbij gaat het
met name om de volgende eisen:
I. In het advies moet op heldere en consistente wijze
zijn uiteengezet op welke gronden de conclusie
en het advies zijn gebaseerd.
II. De in de uiteenzetting genoemde gronden moeten op hun beurt
aantoonbaar voldoende steun vinden in de feiten en omstandigheden
en bevindingen vermeld in het advies.
III. De bedoelde gronden moeten de daaruit getrokken conclusie
kunnen rechtvaardigen.
IV. De rapportage dient zich in beginsel te beperken
tot het gebied waarop de rapporteur de bijzondere kennis heeft,
op grond waarvan hij is aangezocht; indien buiten
dit kennisterrein conclusies worden getrokken,
dient dit ondubbelzinnig uit de rapportage te volgen.
Het College heeft geen aanwijzingen dat het rapport niet aan
het hiervoor genoemde toetsingskader voldoet.
Het is het College niet gebleken dat de arts niet tot
zijn conclusies en adviezen heeft kunnen komen of dat
de arts niet objectief heeft geoordeeld.
De arts heeft de anamnese afgenomen, lichamelijk onderzoek verricht
en röntgenfoto's beoordeeld. Met betrekking tot de bij
de anamnese verstrekte informatie verschillen partijen van mening.
Het College heeft geen aanleiding om aan de versie van
de ene partij meer geloof te hechten dan aan die van de andere partij.
In de opdracht werd de arts ook om advies over deskundig onderzoek
op ander terrein gevraagd. De arts vond het gewenst dat een deskundige
op ander terrein, te weten de psychiatrie, onderzoek verrichtte.
De arts heeft, zoals gevraagd door de rechtbank,
zijn eigen mening over de casus gegeven. Dat dit een andere mening is
dan die van een vorige behandelaar, doet niet terzake.
Het is het College niet gebleken dat de arts een verwijt te maken valt
met betrekking tot het geven van duidelijkheid over
de inzage van zijn rapport. In de brief van 19 juni 2003 heeft
de arts klager terecht bericht dat het hem niet vrij stond
met klager te corresponderen.
Gezien het vorenstaande dient de klacht zonder nader onderzoek
als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
5. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te G.:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 12 oktober 2004
door:
mr.
O6., voorzitter, ,
prof. dr.
D14.,
prof. dr.
B18.,
leden-artsen, bijgestaan door
mr.
V10., secretaris.
###
voorzitter
###
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending
van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld
bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid,
wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte
beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van
het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te G.,
door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.
Volgens de
brief van 30 juni 2006 zijn de hoofd-
en nevenfuncties:
- voorzitter mr. O6.
- lid Raad van State
- plaatsvervangend voorzitter Code commissie Geneesmiddelenreclame
- raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof 's-Gravenhage
- voorzitter Raad van Toezicht Stichting Zorggroep De Residentie
- voorzitter Stichting Muziek in de Gotische Zaal
- lid Raad van Bestuur Stichting Fondsenwerving Militaire
- Oorlogs- en Dienstslachtoffers en Aanverwante Doeleinden
- lid Raad van Toezicht Verzekeringen
- lid-arts prof. dr. D14.
- internist-infectioloog, hoofd afdeling Infectieziekten, LUMC te Leiden
- College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), lid 's-Gravenhage
- Therapeutic Advisory Group Anti-infectives, vice-voorzitter, European Medicine Evaluation Board, London
- Nederlandse Vereniging voor Infectieziekten, voorzitter
- lid-arts prof. dr. B18.
- hoogleraar heelkunde Leiden
- Professor of Surgery Leiden University (Full Professor), especially in Vascular Surgery
- Chairman, Department of Surgery, Leiden University Medical Center
- lid Handvestcommissie van Prismant
- member European Board of Vascular Surgery of the Section of Vascular Surgery, associated with the Specialist Section of Surgery, of the UEMS (Union Européenne des Médecins Spécailistes (1992-present)
- member and Chairman CME (Continental Medical Education) Committee of the European Board of Vacular Surgery (1998-present)
- secretaris mr. V10.
Vervolgens ging ik in
hoger beroep.
Laatste wijziging van deze bladzijde: juli 2006