Pleitnotities
Voor de zitting van: 7 juli 2005
Locatie: Rechtbank R., Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: 05 / 1394 WAO KRD T2
Voor de stukjes die ik wil laten horen, refereer ik o.a. aan
de woordelijke verslagen:
* Verslag van hoorzitting (woordelijk verslag) op 15 januari 2001,
d.d. 30 april 2001.
*
Woordelijk verslag van hoorzitting op 11 augustus 2003, d.d. 30 december 2003.
* Woordelijk verslag van keuring op 29 maart 2004
(d.d. 19 juli 2004).
* Woordelijk verslag van hoorzitting op 5 januari 2005
(d.d. 30 maart 2005).
Staat u mij toe, dat ik stukjes van geluidsopnamen laten horen?
Bij de keuring van 1999 had ik voor het eerst iemand als getuige bij me
(bij een gewone keuring). Maar toch werd er nog steeds
iets anders opgeschreven dan dat er werd gezegd
(zie mijn eigen verklaring van
21 september 2002).
Nu bij deze keuring van 2004 had ik iemand meegenomen én heb ik
dat gesprek ook opgenomen, zodat ik eindelijk kan laten horen
dat er iets anders wordt opgeschreven dan dat er wordt gezegd.
(1) Het omgaan met conflicten.
Dokter P2. zei tijdens de keuring in 2004 (woordelijk verslag blz. 13,
tijdstip ongeveer 43 minuten):
Dokter P2.: Eventjes terugkomend op wat ik al in het begin van
het gesprek zei, deze functionele mogelijkhedenlijst is
dus in de plaats gekomen van het andere, ja beperkingenpatroon
zoals we vroeger hadden. Die is opgedeeld in twee categorieën,
psychische klachten, lichamelijke klachten.
En even later (woordelijk verslag blz. 13, tijdstip ongeveer 45 minuten):
D.: Nee, mijn agenda, dat is al, al m'n hele referentiepunt,
Dokter P2.: Dat lijkt bij u uh, precies, nou dat is heel duidelijk.
Dus concludeer ik dat psychisch gezien zijn er geen zaken die problemen geven,
het ligt puur in de lichamelijk sfeer, zeg maar.
U voelt beperkingen in de lichamelijke sfeer en dat kan dus zijn,
uh, ja dus van de, van de rug en de nek en die daardoor u beperken
in het functioneren overdag, in uw dagelijks leven.
Dat is een duidelijk zaak.
In de Kritische Functionele Mogelijkheden Lijst (o.a. van 5 juli 2004)
schrijft zij echter bij "Sociaal functioneren" bij "Omgaan met conflicten"
het volgende: "sterk beperkt, kan meestal geen conflicten hanteren".
Dit is duidelijk iets anders dan wat zij zei. Volgens mij is dat daarom
in strijd met het "Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten",
waar staat: "de redeneringen en conclusies van
het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zijn vrij van innerlijke tegenspraak".
(zie ook mijn aanvullend bezwaarschrift van
11 november 2004, blz. 6, punt 9.b).
Vermoedelijk om dat verschil glad te strijken schrijft dokter P2. in
haar Medisch onderzoekverslag (d.d.
29 april 2004, blz. 3):
"Er zijn geen psychische afwijkingen, constateert hij".
Maar die conclusie had zij getrokken.
Dus nu lijkt een gedeelte van mijn uitkering er op gebaseerd
dat ik geen conflicten zou kunnen hanteren, maar dat zijn
verzonnen klachten. Ik kon altijd goed met collega's omgaan.
En toen ik bijvoorbeeld halve dagen werkte gingen ook mijn collega's
op een gewone manier met mij om. Vóór 1992 wist ik
ook niet eens dat zulke problemen zoals ik die toen kreeg met
het R. en het G. bestonden. Over dat onderwerp heb ik
een opmerking gemaakt tijdens de hoorzitting van 2003
(woordelijk verslag blz. 3, tijdstip ongeveer 11 minuten):
D.: ...Maar ik denk hoe ik euh, mijn verweer tegen het G. volhoud,
dat ik psychisch toch wel een bepaalde veerkracht heb.
Ik weet niet of ik dat juridisch kan aanvoeren, maar.
mr. G4: Nou ja, gelet op dikte van het dossier zou je dat
inderdaad kunnen stellen ja.
(2) Over de diagnose van dokter S..
Er is een steeds terugkerende discussie over hoe
de bezwaarverzekeringsarts met het rapport van reumatoloog S8. omgaat.
Tijdens de hoorzitting van 2003 zei zij bijvoorbeeld
(woordelijk verslag blz. 16, tijdstip: 74 minuten):
dokter D2.: Weet u wat het probleem,
ik wil u dadelijk best nakijken hoor, dat vind ik niet erg, alleen,
ja, ik weet niet wat we er mee zullen winnen.
Maar laten we het in ieder geval maar doen.
Maar, het probleem is dat, u hebt klachten hè?,
dat is gewoon zo. Dat kan je zien, dat ziet uw advocaat,
dat zien wij ook, daar gaat het niet om.
Het gaat er alleen om, waar komen nou die klachten vandaan?
D.: Ja, dat heeft dokter S. letterlijk aan mij verteld.
Dokter S. heeft een diagnose gesteld die het UWV
regelmatig probeert te negeren en te verdraaien.
Maar over zijn diagnose kan geen onduidelijk zijn.
Dokter S. schrijft zelf in een brief (d.d.
18 decenber 1997):
Voor alle duidelijkheid, funktioneel betekend indeze niet dus psychisch.
Het Centraal Tuchtcollege schrijft over verzekeringsarts L.
(in hun beslissing van
18 maart 2003):
Aan klager moet worden toegegeven dat, waar de arts de door
de reumatoloog gebruikte term "functioneel" heeft geïnterpreteerd
als "psychisch", deze interpretatie op zich niet juist is.
In zijn brief d.d. 22 juli 2002 geeft de reumatoloog duidelijk aan
dat hij met een "functionele" stoornis bedoelt een functiestoornis
van de rug op meerdere niveau's en daarmee het totaal functioneren
van klager als patiënt.
In mijn bezwaarschrift had ik daarom ook aan de bezwaarverzekeringsarts
de vraag gesteld wat reumatoloog S8. volgens haar heeft vastgesteld,
maar zij wil er geen antwoord op geven
(volgens haar verzekeringsgeneeskundige rapportage van
5 januari 2005).
Verzekeringsarts dokter P2. lijkt daar wat serieuzer mee om te gaan.
Tijdens de keuring van 2004 zei zij o.a.
(woordelijk verslag blz. 16, tijdstip ongeveer 55 minuten):
Dokter P2.: Krijgt u van de manueel therapeut
nog stabiliserende oefeningen mee? Dus u zegt: het is,
ik heb een gevoel van onstabiliteit van mijn nek.
En dan kun je dus kunnen zeggen nou, je kunt stabiliserende oefeningen
misschien daar voor doen, om die nek wat stabieler te krijgen.
D.: Ja, die had ik dus. Uhm, dat waren die kruisspieren, ...
En zij zei (woordelijk verslag blz. 22, tijdstip ongeveer 75 minuten):
Dokter P2.: ... Maar in principe is het zo, iemand die
zijn handen nog kan gebruiken, die zijn ogen, en zijn oren
en zijn hersens vooral nog goed heeft, dan zeg je,
daar zijn mogelijkheden voor. Heel beperkt, oké,
maar je kunt niet zeggen: "geen mogelijkheden".
De beperkingen maakt wel dat er waarschijnlijk door
een arbeidsdeskundige heel weinig gevonden kan worden.
Maar dat is niet aan mij, het is aan mij om de beperkingen
vast te stellen, ...
En ook (woordelijk verslag blz. 24, tijdstip ongeveer 81 minuten):
Dokter P2.: ... In principe gaat het erom dat u wat
dat betreft ja zelf alle mogelijke dingen zou moeten doen om
uw eigen kwaliteit van leven zo goed mogelijk te maken.
En of dat dan is, nog eens naar een neuroloog gaan,
of naar een revalidatiearts om te kijken van wat zijn
de mogelijkheden, ja dat zou ik u toch adviseren.
Maar vooral (woordelijk verslag blz. 20, tijdstip ongeveer 70 minuten):
Dokter P2.: Dat is gewoon wat dat betreft zeg je:
het een constatering van een houdingsafwijking die gedaan
is door dokter S., maar waarvan je zegt:
het kan, maar nogmaals, het is niet het, ja voor zover je
van bewijzen kunt spreken, het is lastiger omdat het
al zolang geleden is.
Hierbij was er dus een probleem ontstaan, omdat de mening van
dokter P2. niet overeen komt met de stellingen van
vorige verzekeringsartsen. De oplossing voor dat probleem is
dat dokter P2. er blijkbaar voor heeft gekozen om maar
te gaan overschrijven van vorige UWV-rapporten,
want op papier lijkt het allemaal wel overeen te komen.
Als dokter P2. over het rapport van S. vindt dat het kan,
dan had zij serieus mijn belastbaarheid moeten bepalen.
Maar daarover heeft zij in haar rapport bij de anamnese
wat ik over mijn belastbaarheid heb verteld juist verdraaid
en erg onduidelijk opgeschreven
(zie mijn aanvullende bezwaarschrift van
11 november 2004 bij punt 1).
(3) Over de richtlijnen en uitspraken.
Psychiater E. kreeg een waarschuwing van het
Centraal Tuchtcollege (beslissing van
4 december 2001).
In recentere uitspraken over verzekeringsarts L.
(
18 maart 2003)
en verzekeringsarts K.
(
7 december 2004) heeft
het Centraal Tuchtcollege beide keren onder voorzitterschap
van mr. T3. volgens mij ten onrechte geprobeerd de waarschuwing
voor psychiater E. af te zwakken, maar toch staat ook in
die beide uitspraken geschreven dat conclusie
van het rapport van psychiater E. de tuchtrechtelijke toets
niet heeft kunnen doorstaan.
Verzekeringsarts K. schrijft in 1999 (rapport van
26 mei 1999,
zie ook mijn aanvullend bezwaarschrift, punt 7cii):
"Conform een medisch psychiatrisch expertise werd belanghebbende
in staat geacht eigen werk als programmeur gedurende 6 uur per dag
te verrichten."
Hij baseert zich dus o.a. op dat rapport van psychiater E..
Even later schrijft hij:
"Concluderende kan derhalve gesteld worden dat er thans dat er sprake is
van het onvermindert voorbestaan van
de eerder gestelde belastbaarheidspatroon (1994)."
Maar er bestond toen helemaal geen belastbaarheidspatroon (of -profiel).
Tevens schrijft hij een brief aan het Regionaal Tuchtcollege
(brief van 18 augustus 2003 bij punt 16,
zie ook mijn aanvullend bezwaarschrift van
11 november 2004, bij punt 8):
"Verweerder was als verzekeringsarts in opleiding niet gehouden
eerdere rapportages die hij heeft bestudeerd, op juistheid te onderzoeken".
Bij deze keuring van 2004 schrijft dokter P2.
(zie ook mijn aanvullend bezwaarschrift, punt 7):
"Het belastbaarheidspatroon werd omgezet in
een Functionele Mogelijkheden Lijst".
Dat zou het denkbeeldige belastbaarheidspatroon
van dokter K. kunnen zijn. Of anders heeft zij misschien
het belastbaarheidspatroon van een jaar eerder gebruikt,
wat door bezwaarverzekeringsarts mevr. D2. in 2003 is opgesteld.
De bezwaarverzekeringsarts voerde de opdracht van de
CRvB uit,
om zelfstandig mijn beperkingen te bepalen,
door gewoon weer over te nemen wat bij vorige 5-jaarlijkse keuringen
is opgeschreven. Dat vind ik zo absurd, dat ik de hele alinea uit
haar medisch onderzoekverslag van
15 januari 2003, hier weergeef:
Gegevens, verkregen uit onderzoek
Voor de belastbaarheid werd teruggegrepen naar de rapportage van
20-6-96 omdat hierin gesteld wordt dat betrokkene 6 uur per dag
belastbaar is.
In die rapportage staat dat betrokkene bekend is
met functionele nekklachten en dat hij in staat moet worden geacht
om 6 uur per dag zijn eigen werk te verrichten.
Ook de psychiatrische expertise geeft aan
dat betrokkene slechts 6 uur per dag belastbaar is.
In deze rapportage en voorgaande rapporten blijkt dat er
geen objectief waarneembare afwijkingen zijn gevonden.
Op grond van dit rapport ga ik uit van een verminderde belastbaarheid
in uren en van de fysiologische belastbaarheid, waarbij
de lichaamsbouw mee zal wegen.
In de rapportage van 26-5-99 staat beschreven dat
de belastbaarheid niet gewijzigd is en dat betrokkene
nog steeds 6 uur per dag belastbaar is.
Maar in 1996 kon ik nog halve dagen werken.
En die rapportage uit '96 is van verzekeringsarts L.,
die de term "mechanisch-funktionele stoornis" van reumatoloog S8.
verkeerd interpreteerde (dat ik zojuist genoemd heb),
en van het psychiatrisch rapport uitging.
De rapportage van 1999 is van verzekeringsarts K.
(die ik ook zojuist genoemd heb).
Tijdens de hoorzitting van 2005 heb ik natuurlijk die beslissingen
en uitspraken genoemd, en de jurist van het UWV, mr. G4.,
ging daadwerkelijk proberen om excuses te verzinnen
waarom daar geen rekening mee gehouden wordt
(woordelijk verslag blz. 2, tijdstip ongeveer 4 minuten):
D.: Nou, ja juridisch, uh. Als bijvoorbeeld uhm,
even kijken hoor, het Medisch Tuchtcollege of
het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
als dat een uitspraak doet.
mr. G4: Ja.
D.: Is dat iets waar het UWV zich aan moet houden
of is dat iets waar het UWV een weg omheen probeert te vinden?
mr. G4: Nou ik, kijk in principe gaan wij natuurlijk,
uh, zullen wij ons richten naar het standpunt van
het Medisch Tuchtcollege. Maar er staat mij bij dat er
een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is,
waar uit blijkt dat ondanks het feit dat het Medisch Tuchtcollege
het met een rapportage, laat ik het maar zo stellen,
niet eens is, dat dat dan toch niet geheel
terzijde geschoven mag worden.
D.: Ja, wél de uiteindelijke conclusie.
mr. G4: Dat, ik, kijk, ik ga daar verder ook niet,
ook niet op in, want kijk, kijk u zegt de juridische aspecten,
maar ja ik beschouw het toch ook voor een deel als medische aspecten.
En ja kijk uh, dat, dat rapport van het Medisch Tuchtcollege
of dat rap, ja en dat uh, dat uh rapport van uh de medicus,
waarop dat rapport van het Medisch Tuchtcollege weer is gebaseerd.
Ja dat is natuurlijk uh een rapport van een ver,
van een datum ver in het verleden en ja dat uh,
er kunnen natuurlijk zich allerlei ontwikkelingen hebben voorgedaan
nadien en daar gaat het hier met name om.
D.: Nou, dat ben ik niet helemaal met u eens.
mr. G4: Maar goed, ik zou u de ge, ja.
D.: Als het Centrale Raad van Beroep een uitspraak doet,
mr. G4: Ja.
D.: Dat uh, even kijken hoor, in 1999,
die 5-jaarlijkse herkeuring, door dokter K..
Dat die niet goed is verlopen.
mr. G4: Ja.
D.: En nu zegt dokter P2. van, ik schrijf dat gewoon,
ik neem dat over, zoals het toen gesteld is.
mr. G4: Ja.
D.: Dan klopt dat juridisch toch niet?
mr. G4: Nou zoals ik u al zeg, kijk het kan zo zijn dat
het Medisch Tuchtcollege een bepaald standpunt inneemt.
D.: Nee, ik heb 't nu over de Centrale Raad van Beroep.
mr. G4: Of, of de Centrale Raad van Beroep, maar ik zie niet in,
ja, in hoeverre dat, ja dat hier nog die uitspraak hier zo van invloed
uh is dat uh, het rapport van dokter P2. niet zou kunnen kloppen, hè?
Op grond, uh op grond van zuiver van dat uh, van dat standpunt
van het uh, uh Medische Tuchtcollege of de Centrale Raad van Beroep,
maar goed,
D.: Nee, de Cen, de Centrale Raad van Beroep heeft een,
mr. G4: Ja, kijk, meneer D. ik wil, om een lang verhaal kort te maken,
ik zou u toch eerst in de gelegenheid willen geven om uw bezwaarschrift
toe te lichten. ...
De overwegingen die het UWV blijkbaar maakt worden echter niet opgeschreven,
en blijven zo onduidelijk. In mijn bezwaarschrift heb ik aan richtlijnen
en uitspraken gerefereerd en ze specifiek genoemd,
maar daar wordt geen verweer op gegeven.
Ook een onderbouwing en motivatie (voor o.a. die 6 uur per dag)
wordt niet gegeven.
Tot slot wil ik u vragen om over zoveel onrecht niet uw goedkeuring uit te spreken, en de beslissing te vernietigen.
dhr. D.
RECHTBANK TE R.
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: WAO 05/1394-KRD
Uitspraak
in het geding tussen
D., wonende te ###, eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
vestiging B., verweerder.
1.
Ontstaan en loop van de procedure
Naar aanleiding van de aanvraag van eiser om (voortzetting van zijn)
uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
(hierna: WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid
van 45 tot 55%, heeft verweerder bij besluit van 16 juli 2004 eiser
meegedeeld dat hij met ingang van 1 juni 2004 recht heeft op uitkering,
berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Tegen dit besluit (hierna: het primaire besluit) heeft eiser
bij brief van 12 augustus 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 februari 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond
verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser
bij brief van
25 maart 2005 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 14 april 2005 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op donderdag 7 juli 2005.
Eiser was aanwezig. Verweerder is (met kennisgeving) niet verschenen.
2.
Overwegingen
Geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt in de zin van artikel 18 van de WAO
is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg
van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in
staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen,
met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht
of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid
gewoonlijk verdienen. Onder de eerstgenoemde arbeid wordt verstaan
alle algemeen geaccepteerde, dus gangbare arbeid, waartoe de verzekerde
met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Eiser is tengevolge van oververmoeidheid en later nek- en rugklachten
op 21 april 1992 uitgevallen voor zijn werk als computerprogrammeur.
Sinds 5 maart 1997 wordt eiser voor 45 tot 55% arbeidsongeschikt geacht.
In het kader van een vijfdejaars herbeoordeling heeft eiser op 20 april 2004
een formulier met medische vragen ingevuld. De verzekeringsarts heeft eiser
op 29 maart 2004 opgeroepen voor het spreekuur en heeft op 5 juli 2004
een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld. Daarin zijn onder meer
beperkingen aangegeven ten aanzien van frequent reiken tijdens het werk,
frequent buigen tijdens het werk, werk met veelvuldige deadlines
of productiepieken. Ook is in deze functionele mogelijkhedenlijst
een urenbeperking opgenomen.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden
en beperkingen een aantal gangbare functies geduid.
Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden ligt 60,80% lager
dan het zogeheten maatmaninkomen.
In bezwaar heeft eiser onder andere gesteld dat hij wil weten waarop
die zogenoemde urenbeperking op is gebaseerd.
In het kader van de heroverweging heeft de bezwaarverzekeringsarts
op
5 januari 2005 geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsarts
zorgvuldig en volledig is geweest en dat de beperkingen die uit dat onderzoek
naar voren zijn gekomen voldoende zijn onderkend bij het opstellen van
de functionele mogelijkhedenlijst. Met betrekking tot de vraag naar
de onderbouwing van de urenbeperking, heeft deze bezwaarverzekeringsarts opgemerkt
dat het gaat om 'oude gegevens die bij voorgaande beslissingen
reeds zijn beoordeeld'. De bezwaararbeidsdeskundige heeft het oordeel
van de arbeidsdeskundige omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid
van eiser onderschreven.
In beroep heeft eiser - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het besluit
van verweerder onzorgvuldig is. De verzekeringsarts heeft
het belastbaarheidspatroon dat in het verleden gehanteerd werd,
omgezet in een functionele mogelijkhedenlijst,
terwijl de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van
19 november 2002
heeft bepaald dat eisers beperkingen 'zelfstandig moeten worden beoordeeld'
en dat het oude belastbaarheidspatroon onzorgvuldig totstandgekomen was.
Bij het opstellen van het belastbaarheidspatroon dat nu gebruikt wordt
door de verzekeringsarts is verweerder (wederom) ten onrechte uit gegaan
van onderzoeksgegevens uit het verleden. Het is eiser niet duidelijk
of de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts bevoegde artsen zijn.
Het rapport dat in 1993 is opgesteld door reumatoloog S8.
en de uitslag van het psychologisch onderzoek van 1997 zijn door verweerder
nooit geaccepteerd. Bij het oordeel dat eiser in staat is 6 uur per dag
te werken baseert de verzekeringsarts zich op onjuiste gegevens.
De rechtbank overweegt als volgt.
Beoordeeld dient te worden of de beperkingen correct zijn vastgesteld
en of eiser, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is
de hiervoor bedoelde gangbare arbeid te verrichten, hetgeen door eiser wordt betwist.
De verzekeringsarts P2. heeft haar conclusies in het rapport van
29 april 2004 gebaseerd op anamnese en eigen onderzoek. Zij concludeert
dat de beleving van de pijn van eiser en de beperkingen niet overeen komen
met oorzaak en gevolg volgens algemeen medisch wetenschappelijke maatstaven.
Er worden, buiten de diagnose functionele nekklachten,
geen afwijkingen of beperkingen vastgesteld.
De verzekeringsarts ziet geen aanleiding het eerder opgestelde belastbaarheidspatroon
te wijzigen. Wel wordt dit omgezet in een functionele mogelijkhedenlijst.
Met betrekking tot de urenbeperking
met deze verzekeringsarts op: "...in het verleden ( ) zijn echter
bij belanghebbende beperkingen geconstateerd die aanleiding
zijn geweest tot het geven van een urenbeperking.
Er is thans geen aanleiding om daarvan af te wijken.
Een onderbouwing voor een toename van klachten kon echter niet worden gevonden."
De rechtbank neemt op grond van de gedingstukken aan
dat het belastbaarheidspatroon dat door P2. als uitgangspunt voor de
door haar opgestelde functionele mogelijkhedenlijst gehanteerd wordt,
het op 15 januari 2003 door D2. naar aanleiding van de uitspraak van
de Centrale Raad van Beroep van
19 november 2002 opgestelde belastbaarheidspatroon is.
Dit belastbaarheidspatroon is blijkens het rapport van
15 januari 2003
van deze verzekeringsarts opgesteld (louter) aan de hand van het dossier.
Deze arts vermeldt: "Voor de belastbaarheid werd teruggegrepen naar
de rapportage van
20-6-96 omdat hierin gesteld wordt dat betrokkene 6 uur per dag
belastbaar is." en: "Op grond van dit rapport ga ik uit van
een verminderde belastbaarheid in uren en van de fysiologische belastbaarheid,
waarbij de lichaamsbouw mee zal wegen."
In de rapportage van (toen: bezwaar-)verzekeringsarts D2. van 11 augustus 2003 wordt,
na de hoorzitting en na lichamelijk onderzoek geconcludeerd
dat er geen aanleiding is een ander medisch standpunt in te nemen
en het belastbaarheidspatroon te wijzigen.
Verweerder heeft, met inachtneming van dit belastbaarheidspatroon
op
9 september 2003 een (nieuwe) beslissing op bezwaar genomen.
Van deze beslissing is eiser in beroep gegaan,
waarna de rechtbank R. op
15 april 2004 uitspraak heeft gedaan.
Van de uitspraak van de rechtbank is eiser in hoger beroep gegaan bij
de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad).
De Raad heeft nog geen uitspraak gedaan.
De rechtbank stelt vast dat de Raad in zijn uitspraak
van
19 november 2002 - onder meer - het volgende heeft overwogen:
"Mede gelet op het tijdsverloop sedert 1994, acht de Raad het in
de omstandigheden van het onderhavige geval niet aangewezen om
een vergelijking van de belastbaarheid van eiser te maken in 1999
en in 1994 op basis van de medische oordeelsvorming omtrent
zijn gezondheidstoestand in 1994. De urenbeperking die toen is aanvaard is,
naar uit de onderliggende stukken blijkt, mede ingegeven door overwegingen
met betrekking tot de psychische toestand van appellant,
welke opvatting de bezwaarverzekeringsarts blijkens haar rapportage
thans niet aanhangt.".
De Centrale Raad oordeelt vervolgens dat de vraag of,
en zo ja in welke mate, eiser op 1 juni 1999 als gevolg
van zijn gezondheidstoestand beperkingen ondervindt bij het verrichten
van arbeid zelfstandig dient te worden beoordeeld.
"Daarbij merkt de Raad op dat de door de verzekeringsarts gehandhaafde urenbeperking
van 6 uur per dag betrekking had op het eigen werk van appellant
als computerprogrammeur." Bij het selecteren van andere functies
(dan zijn eigen arbeid) "zal bij de medische oordeelsvorming zelfstandig dienen
te worden nagegaan of er aanleiding is en zo ja, in welke omvang,
om een medische urenbeperking vast te stellen
in het geval andere - overigens met de medische beperkingen
van appellant in overeenstemming zijnde - functies voor hem worden
geselecteerd.".
In het licht van deze uitspraak van de Raad is de rechtbank
van oordeel dat, met name ten aanzien van de aan eiser opgelegde urenbeperking
en het daaromtrent door eiser in bezwaar en beroep aangevoerde,
de (bezwaar)verzekeringsarts volstrekt onvoldoende heeft gemotiveerd
om welke reden deze urenbeperking gehandhaafd dient te blijven.
Gelet op de ingangsdatum van de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering
dient vast komen te staan, na zelfstandig medisch onderzoek,
of er lichamelijke dan wel psychische afwijkingen of beperkingen zijn
die een urenbeperking ten aanzien van algemeen geaccepteerde arbeid
ingaande 1 juni 2004 rechtvaardigen.
Overigens is bij de rechtbank de vraag gerezen in hoeverre
van een objectief en onbevangen medisch oordeel bij de bezwaarverzekeringsarts D2.
sprake kan zijn, nu zij zowel in primo als tweemaal in bezwaar
de rapportages heeft opgesteld, zodat zij dus heeft geoordeeld
over haar eigen medische bevindingen.
Gelet op het doel van een brede heroverweging in bezwaar
en de controlefunctie van die heroverweging acht de rechtbank
deze gang van zaken niet zorgvuldig.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zijn besluit
met onvoldoende zorgvuldigheid heeft voorbereid.
Gezien dit oordeel, dat betrekking heeft op het medische gedeelte
van de besluitvorming, wordt aan het arbeidsdeskundig gedeelte
van de besluitvorming, dat uit gaat van de gegevens die voortvloeien
uit het medisch onderzoek, hier niet toegekomen.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is en
dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2,
van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.
Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.
Ten aanzien van de door hem gevorderde schadevergoeding
heeft eiser ter zitting verklaard dat de materiële schade beperkt
is gebleven en dat hij niet kan aangeven tot welk bedrag
die is opgelopen. De rechtbank kan eisers verzoek de schade te vergoeden
bij gebrek aan een specificatie van die schade dan ook niet honoreren.
De rechtbank is verder niet gebleken van kosten waarop een veroordeling
in de proceskosten betrekking kan hebben.
3.
Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat verweerder binnen 6 weken na verzending van deze beslissing
een nieuw besluit op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak,
bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 37,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr.
K10..
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr.
J6. als griffier,
uitgesproken in het openbaar
op 17 augustus 2005.
De griffier:
###
De rechter:
###
Afschrift verzonden op:
23 AUG. 2005
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen -
en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij
de Centrale Raad van Beroep, ###, ### Utrecht. De termijn voor het indienen
van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van
de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
VOOR COPIE CONFORM
De griffier van de Rechtbank Rotterdam
Sector Bestuursrecht
wnd
Aan: Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht, Onderdeel T2
t.a.v. mevr. ###, griffier
R.
per fax: ###
1 september 2005
Uw kenmerk: procedurenummer 05 / 1394 WAO KRD T2
Geachte mevrouw ###,
Voor de volledigheid van mijn dossier zou ik graag nog enkele stukken
uit bovengenoemde procedure ontvangen.
In mijn brief van 24 mei 2005 had ik o.a. de brieven opgevraagd
die door de Rechtbank aan het UWV verstuurd zijn.
Deze stuurde de Rechtbank mij bij de brief van 10 juni 2005.
Graag zou ik de brieven ontvangen die de Rechtbank daarna nog
aan het UWV stuurde, en die nog niet bij mij bekend zijn.
Mogelijk is er ook een notitie van een telefoongesprek
op 30 juni 2005 met het UWV.
Zou u mij ook het proces-verbaal van de zitting willen toesturen?
Bij voorbaat hartelijk dank.
Hoogachtend,
D.
Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht
PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING
Proces-verbaal van het verhandelde ter zitting
in het openbaar gehouden op donderdag
7 juli 2005 te 13.00 uur, te R..
Zitting hebben:
mr. K.
en
mr. J., als griffier
De rechtbank opent de zitting.
De rechter verzoekt eiser zijn standpunt toe te lichten;
is zijn standpunt dat er geen psychische beperkingen zijn ?
Eiser verklaart:
Ik geef daar normaal geen antwoord op.
(de rechter geeft aan dat hij hiertoe ook niet verplicht is)
Het gaat om twee dingen; de oorzaak van de klachten,
en het omgaan met de klachten.
De rechter vraagt:
Wat is dan uw visie op de stelling van verweerder
dat sprake is van psychische beperkingen ?
Eiser verklaart:
Ik ben van mening dat wat verweerder stelt onjuist is.
Naar aanleiding van een vraag van de rechter verklaart eiser verder:
Ik vind dat verweerder voor de vaststelling
van arbeidsongeschiktheid uit had moeten gaan van
de conclusies van dokter S..
Het hele gesprek dat ik had met dokter P2.
ging over lichamelijke klachten, niet over bijvoorbeeld
conflicthantering.
De rechter geeft aan:
Ik ga wel voor een deel met u mee in uw kritiek op
het belastbaarheidspatroon dat als uitgangspunt is gehanteerd
door mevrouw P2.. Verder valt mij op dat in verschillende periodes
dezelfde bezwaarverzekeringsarts betrokken is bij
de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling en bovendien lijkt
de verzekeringsarts terug te grijpen naar de bevindingen
van dr. E., die juist door tuchtcollege is berispt.
En er loopt nog een hoger beroepsprocedure bij
de Centrale Raad van Beroep.
Eiser verklaart:
Dat klopt, hiervan is mij nog geen uitspraak bekend.
Desgevraagd verklaart eiser dat hij niet onder behandeling
is van een specialist.
De rechter geeft aan dat, indien het beroep van eiser
gegrond verklaard wordt en verweerder opnieuw onderzoek
moet verrichten en vervolgens een nieuw besluit moet nemen,
het, in het geval de uitkomst van het onderzoek is
dat eiser geen urenbeperking heeft, mogelijk is dat daaruit
een lager arbeidsongeschiktheidspercentage voortvloeit.
Eiser verklaart hierop dat het hem om het principe gaat en
dat zijn wens is dat zijn zaak zorgvuldig wordt bekeken.
De rechter deelt eiser mede dat hij de door eiser
gevraagde schadevergoeding van € 1.000,00 (vooralsnog)
niet kan toewijzen omdat deze niet is onderbouwd.
Hij verzoekt eiser dit bedrag nader toe te lichten.
Eiser verklaart:
Dit bedrag heb ik inderdaad gevraagd,
maar ik ben niet in staat dit te onderbouwen.
De feitelijke kosten die ik heb moeten maken zijn beperkt gebleven.
De rechter geeft aan dat binnen de 10-dagen termijn nieuwe stukken
van verweerder zijn ontvangen en vraagt eiser of hij bezwaar maakt
tegen opname van deze stukken in het dossier.
Eiser verklaart van deze stukken kennis te hebben genomen
en tegen het opnemen daarvan geen bezwaar te hebben.
De rechtbank sluit de zitting.
Waarvan proces-verbaal.
mr. J. ###
mr. K. ###
Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht
INLEGVEL Proces-verbaal van de zitting d.d. donderdag 7 juli 2005.
De procedure 06, geregistreerd onder nummer 05 / 1394 WAO KRD T2
(casusnr.) van D., wonende te ### wordt afgeroepen.
Geplande aanvang: 14.40 uur.
Daadwerkelijke aanvangt 14.40 uur.
Verschenen: eiser
De rechtbank sluit het onderzoek in deze procedure
en deelt mede dat daarin binnen 6 weken na heden
schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.
Voor eensluidend afschrift,
griffier