Zitting en uitspraak

2005

De zitting.
Normaal gesproken moet je de rechter aanspreken met "edelachtbare" of "meneer de rechter" of "mevrouw de rechter", en mag je pas wat zeggen als de rechter je daar de gelegenheid voor geeft. Maar ik had er niet zoveel zin in om zo formeel te doen. Aan het begin van de zitting zei de rechter dat het een dik dossier was, en toen zei ik meteen "te dik". De rechter scheen dat niet erg te vinden, dus ook de rest van de zitting was ook niet zo formeel.
De rechter had liever niet dat ik iets liet horen van de opgenomen gesprekken, maar stond het toch toe. Dus nu was het dat eindelijk zover, dat ik voor het eerst bij de rechtbank iets van de opgenomen gesprekken heb laten horen.
In mijn pleitnotities heb ik het woord "absurd" gebruikt, en ik vind dat vrij ver gaan. Om zo'n woord te gebruiken moet ik wel heel zeker van mijn zaak zijn. Toch moest ik tijdens de zitting nog moeite doen om mij in te houden, omdat ik bij de rechtbank geen oordeel kan geven over de jurist of bezwaarverzekeringsarts van het UWV, maar als ik iets liet horen of iets oplas wat zij hadden gezegd of opgeschreven, dan was wel aan mijn gezicht te zien wat ik er van vond. En toen ik liet horen dat de verzekeringsarts even inhield en zei: "het kan" (over het verslag van reumatoloog S8.), bewoog ik mee met dat "het kan". De rechter en griffier moesten soms een beetje glimlachen dat ik zo deed.

Dit is het geluidsfragment dat ik liet horen, waarin de keuringsarts "het kan" zegt.
      geluidsfragment:     ka_p2_4a (98kb)


Omdat de rechter zei dat hij achter liep, heb ik gehaast gedaan. Achteraf gezien had ik gewoon mijn eigen tempo aan moeten houden. Ik heb me ook niet helemaal gehouden aan mijn pleitnotities, die hieronder staan.

thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail
Pleitnotities

Voor de zitting van: 7 juli 2005
Locatie: Rechtbank R., Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: 05 / 1394 WAO KRD T2

Voor de stukjes die ik wil laten horen, refereer ik o.a. aan de woordelijke verslagen:
* Verslag van hoorzitting (woordelijk verslag) op 15 januari 2001, d.d. 30 april 2001.
* Woordelijk verslag van hoorzitting op 11 augustus 2003, d.d. 30 december 2003.
* Woordelijk verslag van keuring op 29 maart 2004 (d.d. 19 juli 2004).
* Woordelijk verslag van hoorzitting op 5 januari 2005 (d.d. 30 maart 2005).

Staat u mij toe, dat ik stukjes van geluidsopnamen laten horen?

Bij de keuring van 1999 had ik voor het eerst iemand als getuige bij me (bij een gewone keuring). Maar toch werd er nog steeds iets anders opgeschreven dan dat er werd gezegd (zie mijn eigen verklaring van 21 september 2002). Nu bij deze keuring van 2004 had ik iemand meegenomen én heb ik dat gesprek ook opgenomen, zodat ik eindelijk kan laten horen dat er iets anders wordt opgeschreven dan dat er wordt gezegd.

(1)   Het omgaan met conflicten.
Dokter P2. zei tijdens de keuring in 2004 (woordelijk verslag blz. 13, tijdstip ongeveer 43 minuten):
Dokter P2.: Eventjes terugkomend op wat ik al in het begin van het gesprek zei, deze functionele mogelijkhedenlijst is dus in de plaats gekomen van het andere, ja beperkingenpatroon zoals we vroeger hadden. Die is opgedeeld in twee categorieën, psychische klachten, lichamelijke klachten.

En even later (woordelijk verslag blz. 13, tijdstip ongeveer 45 minuten):
D.: Nee, mijn agenda, dat is al, al m'n hele referentiepunt,
Dokter P2.: Dat lijkt bij u uh, precies, nou dat is heel duidelijk. Dus concludeer ik dat psychisch gezien zijn er geen zaken die problemen geven, het ligt puur in de lichamelijk sfeer, zeg maar. U voelt beperkingen in de lichamelijke sfeer en dat kan dus zijn, uh, ja dus van de, van de rug en de nek en die daardoor u beperken in het functioneren overdag, in uw dagelijks leven. Dat is een duidelijk zaak.

In de Kritische Functionele Mogelijkheden Lijst (o.a. van 5 juli 2004) schrijft zij echter bij "Sociaal functioneren" bij "Omgaan met conflicten" het volgende: "sterk beperkt, kan meestal geen conflicten hanteren". Dit is duidelijk iets anders dan wat zij zei. Volgens mij is dat daarom in strijd met het "Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten", waar staat: "de redeneringen en conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zijn vrij van innerlijke tegenspraak". (zie ook mijn aanvullend bezwaarschrift van 11 november 2004, blz. 6, punt 9.b).

Vermoedelijk om dat verschil glad te strijken schrijft dokter P2. in haar Medisch onderzoekverslag (d.d. 29 april 2004, blz. 3): "Er zijn geen psychische afwijkingen, constateert hij". Maar die conclusie had zij getrokken.

Dus nu lijkt een gedeelte van mijn uitkering er op gebaseerd dat ik geen conflicten zou kunnen hanteren, maar dat zijn verzonnen klachten. Ik kon altijd goed met collega's omgaan. En toen ik bijvoorbeeld halve dagen werkte gingen ook mijn collega's op een gewone manier met mij om. Vóór 1992 wist ik ook niet eens dat zulke problemen zoals ik die toen kreeg met het R. en het G. bestonden. Over dat onderwerp heb ik een opmerking gemaakt tijdens de hoorzitting van 2003 (woordelijk verslag blz. 3, tijdstip ongeveer 11 minuten):
D.: ...Maar ik denk hoe ik euh, mijn verweer tegen het G. volhoud, dat ik psychisch toch wel een bepaalde veerkracht heb. Ik weet niet of ik dat juridisch kan aanvoeren, maar.
mr. G4: Nou ja, gelet op dikte van het dossier zou je dat inderdaad kunnen stellen ja.

(2)   Over de diagnose van dokter S..
Er is een steeds terugkerende discussie over hoe de bezwaarverzekeringsarts met het rapport van reumatoloog S8. omgaat. Tijdens de hoorzitting van 2003 zei zij bijvoorbeeld (woordelijk verslag blz. 16, tijdstip: 74 minuten):
dokter D2.: Weet u wat het probleem, ik wil u dadelijk best nakijken hoor, dat vind ik niet erg, alleen, ja, ik weet niet wat we er mee zullen winnen. Maar laten we het in ieder geval maar doen. Maar, het probleem is dat, u hebt klachten hè?, dat is gewoon zo. Dat kan je zien, dat ziet uw advocaat, dat zien wij ook, daar gaat het niet om. Het gaat er alleen om, waar komen nou die klachten vandaan?
D.: Ja, dat heeft dokter S. letterlijk aan mij verteld.

Dokter S. heeft een diagnose gesteld die het UWV regelmatig probeert te negeren en te verdraaien. Maar over zijn diagnose kan geen onduidelijk zijn.
Dokter S. schrijft zelf in een brief (d.d. 18 decenber 1997):
Voor alle duidelijkheid, funktioneel betekend indeze niet dus psychisch.

Het Centraal Tuchtcollege schrijft over verzekeringsarts L. (in hun beslissing van 18 maart 2003):
Aan klager moet worden toegegeven dat, waar de arts de door de reumatoloog gebruikte term "functioneel" heeft geïnterpreteerd als "psychisch", deze interpretatie op zich niet juist is. In zijn brief d.d. 22 juli 2002 geeft de reumatoloog duidelijk aan dat hij met een "functionele" stoornis bedoelt een functiestoornis van de rug op meerdere niveau's en daarmee het totaal functioneren van klager als patiënt.
In mijn bezwaarschrift had ik daarom ook aan de bezwaarverzekeringsarts de vraag gesteld wat reumatoloog S8. volgens haar heeft vastgesteld, maar zij wil er geen antwoord op geven (volgens haar verzekeringsgeneeskundige rapportage van 5 januari 2005).

Verzekeringsarts dokter P2. lijkt daar wat serieuzer mee om te gaan. Tijdens de keuring van 2004 zei zij o.a. (woordelijk verslag blz. 16, tijdstip ongeveer 55 minuten):
Dokter P2.: Krijgt u van de manueel therapeut nog stabiliserende oefeningen mee? Dus u zegt: het is, ik heb een gevoel van onstabiliteit van mijn nek. En dan kun je dus kunnen zeggen nou, je kunt stabiliserende oefeningen misschien daar voor doen, om die nek wat stabieler te krijgen.
D.: Ja, die had ik dus. Uhm, dat waren die kruisspieren, ...

En zij zei (woordelijk verslag blz. 22, tijdstip ongeveer 75 minuten):
Dokter P2.: ... Maar in principe is het zo, iemand die zijn handen nog kan gebruiken, die zijn ogen, en zijn oren en zijn hersens vooral nog goed heeft, dan zeg je, daar zijn mogelijkheden voor. Heel beperkt, oké, maar je kunt niet zeggen: "geen mogelijkheden". De beperkingen maakt wel dat er waarschijnlijk door een arbeidsdeskundige heel weinig gevonden kan worden. Maar dat is niet aan mij, het is aan mij om de beperkingen vast te stellen, ...

En ook (woordelijk verslag blz. 24, tijdstip ongeveer 81 minuten):
Dokter P2.: ... In principe gaat het erom dat u wat dat betreft ja zelf alle mogelijke dingen zou moeten doen om uw eigen kwaliteit van leven zo goed mogelijk te maken. En of dat dan is, nog eens naar een neuroloog gaan, of naar een revalidatiearts om te kijken van wat zijn de mogelijkheden, ja dat zou ik u toch adviseren.

Maar vooral (woordelijk verslag blz. 20, tijdstip ongeveer 70 minuten):
Dokter P2.: Dat is gewoon wat dat betreft zeg je: het een constatering van een houdingsafwijking die gedaan is door dokter S., maar waarvan je zegt: het kan, maar nogmaals, het is niet het, ja voor zover je van bewijzen kunt spreken, het is lastiger omdat het al zolang geleden is.

Hierbij was er dus een probleem ontstaan, omdat de mening van dokter P2. niet overeen komt met de stellingen van vorige verzekeringsartsen. De oplossing voor dat probleem is dat dokter P2. er blijkbaar voor heeft gekozen om maar te gaan overschrijven van vorige UWV-rapporten, want op papier lijkt het allemaal wel overeen te komen.

Als dokter P2. over het rapport van S. vindt dat het kan, dan had zij serieus mijn belastbaarheid moeten bepalen. Maar daarover heeft zij in haar rapport bij de anamnese wat ik over mijn belastbaarheid heb verteld juist verdraaid en erg onduidelijk opgeschreven (zie mijn aanvullende bezwaarschrift van 11 november 2004 bij punt 1).

(3)   Over de richtlijnen en uitspraken.
Psychiater E. kreeg een waarschuwing van het Centraal Tuchtcollege (beslissing van 4 december 2001). In recentere uitspraken over verzekeringsarts L. (18 maart 2003) en verzekeringsarts K. (7 december 2004) heeft het Centraal Tuchtcollege beide keren onder voorzitterschap van mr. T3. volgens mij ten onrechte geprobeerd de waarschuwing voor psychiater E. af te zwakken, maar toch staat ook in die beide uitspraken geschreven dat conclusie van het rapport van psychiater E. de tuchtrechtelijke toets niet heeft kunnen doorstaan.

Verzekeringsarts K. schrijft in 1999 (rapport van 26 mei 1999, zie ook mijn aanvullend bezwaarschrift, punt 7cii):
"Conform een medisch psychiatrisch expertise werd belanghebbende in staat geacht eigen werk als programmeur gedurende 6 uur per dag te verrichten."

Hij baseert zich dus o.a. op dat rapport van psychiater E.. Even later schrijft hij:
"Concluderende kan derhalve gesteld worden dat er thans dat er sprake is van het onvermindert voorbestaan van de eerder gestelde belastbaarheidspatroon (1994)."

Maar er bestond toen helemaal geen belastbaarheidspatroon (of -profiel).
Tevens schrijft hij een brief aan het Regionaal Tuchtcollege (brief van 18 augustus 2003 bij punt 16, zie ook mijn aanvullend bezwaarschrift van 11 november 2004, bij punt 8):
"Verweerder was als verzekeringsarts in opleiding niet gehouden eerdere rapportages die hij heeft bestudeerd, op juistheid te onderzoeken".

Bij deze keuring van 2004 schrijft dokter P2. (zie ook mijn aanvullend bezwaarschrift, punt 7):
"Het belastbaarheidspatroon werd omgezet in een Functionele Mogelijkheden Lijst".

Dat zou het denkbeeldige belastbaarheidspatroon van dokter K. kunnen zijn. Of anders heeft zij misschien het belastbaarheidspatroon van een jaar eerder gebruikt, wat door bezwaarverzekeringsarts mevr. D2. in 2003 is opgesteld. De bezwaarverzekeringsarts voerde de opdracht van de CRvB uit, om zelfstandig mijn beperkingen te bepalen, door gewoon weer over te nemen wat bij vorige 5-jaarlijkse keuringen is opgeschreven. Dat vind ik zo absurd, dat ik de hele alinea uit haar medisch onderzoekverslag van 15 januari 2003, hier weergeef:

Gegevens, verkregen uit onderzoek
Voor de belastbaarheid werd teruggegrepen naar de rapportage van 20-6-96 omdat hierin gesteld wordt dat betrokkene 6 uur per dag belastbaar is.
In die rapportage staat dat betrokkene bekend is met functionele nekklachten en dat hij in staat moet worden geacht om 6 uur per dag zijn eigen werk te verrichten. Ook de psychiatrische expertise geeft aan dat betrokkene slechts 6 uur per dag belastbaar is. In deze rapportage en voorgaande rapporten blijkt dat er geen objectief waarneembare afwijkingen zijn gevonden. Op grond van dit rapport ga ik uit van een verminderde belastbaarheid in uren en van de fysiologische belastbaarheid, waarbij de lichaamsbouw mee zal wegen.
In de rapportage van 26-5-99 staat beschreven dat de belastbaarheid niet gewijzigd is en dat betrokkene nog steeds 6 uur per dag belastbaar is.

Maar in 1996 kon ik nog halve dagen werken. En die rapportage uit '96 is van verzekeringsarts L., die de term "mechanisch-funktionele stoornis" van reumatoloog S8. verkeerd interpreteerde (dat ik zojuist genoemd heb), en van het psychiatrisch rapport uitging. De rapportage van 1999 is van verzekeringsarts K. (die ik ook zojuist genoemd heb).

Tijdens de hoorzitting van 2005 heb ik natuurlijk die beslissingen en uitspraken genoemd, en de jurist van het UWV, mr. G4., ging daadwerkelijk proberen om excuses te verzinnen waarom daar geen rekening mee gehouden wordt (woordelijk verslag blz. 2, tijdstip ongeveer 4 minuten):
D.: Nou, ja juridisch, uh. Als bijvoorbeeld uhm, even kijken hoor, het Medisch Tuchtcollege of het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, als dat een uitspraak doet.
mr. G4: Ja.
D.: Is dat iets waar het UWV zich aan moet houden of is dat iets waar het UWV een weg omheen probeert te vinden?
mr. G4: Nou ik, kijk in principe gaan wij natuurlijk, uh, zullen wij ons richten naar het standpunt van het Medisch Tuchtcollege. Maar er staat mij bij dat er een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is, waar uit blijkt dat ondanks het feit dat het Medisch Tuchtcollege het met een rapportage, laat ik het maar zo stellen, niet eens is, dat dat dan toch niet geheel terzijde geschoven mag worden.
D.: Ja, wél de uiteindelijke conclusie.
mr. G4: Dat, ik, kijk, ik ga daar verder ook niet, ook niet op in, want kijk, kijk u zegt de juridische aspecten, maar ja ik beschouw het toch ook voor een deel als medische aspecten. En ja kijk uh, dat, dat rapport van het Medisch Tuchtcollege of dat rap, ja en dat uh, dat uh rapport van uh de medicus, waarop dat rapport van het Medisch Tuchtcollege weer is gebaseerd. Ja dat is natuurlijk uh een rapport van een ver, van een datum ver in het verleden en ja dat uh, er kunnen natuurlijk zich allerlei ontwikkelingen hebben voorgedaan nadien en daar gaat het hier met name om.
D.: Nou, dat ben ik niet helemaal met u eens.
mr. G4: Maar goed, ik zou u de ge, ja.
D.: Als het Centrale Raad van Beroep een uitspraak doet,
mr. G4: Ja.
D.: Dat uh, even kijken hoor, in 1999, die 5-jaarlijkse herkeuring, door dokter K.. Dat die niet goed is verlopen.
mr. G4: Ja.
D.: En nu zegt dokter P2. van, ik schrijf dat gewoon, ik neem dat over, zoals het toen gesteld is.
mr. G4: Ja.
D.: Dan klopt dat juridisch toch niet?
mr. G4: Nou zoals ik u al zeg, kijk het kan zo zijn dat het Medisch Tuchtcollege een bepaald standpunt inneemt.
D.: Nee, ik heb 't nu over de Centrale Raad van Beroep.
mr. G4: Of, of de Centrale Raad van Beroep, maar ik zie niet in, ja, in hoeverre dat, ja dat hier nog die uitspraak hier zo van invloed uh is dat uh, het rapport van dokter P2. niet zou kunnen kloppen, hè? Op grond, uh op grond van zuiver van dat uh, van dat standpunt van het uh, uh Medische Tuchtcollege of de Centrale Raad van Beroep, maar goed,
D.: Nee, de Cen, de Centrale Raad van Beroep heeft een,
mr. G4: Ja, kijk, meneer D. ik wil, om een lang verhaal kort te maken, ik zou u toch eerst in de gelegenheid willen geven om uw bezwaarschrift toe te lichten. ...

De overwegingen die het UWV blijkbaar maakt worden echter niet opgeschreven, en blijven zo onduidelijk. In mijn bezwaarschrift heb ik aan richtlijnen en uitspraken gerefereerd en ze specifiek genoemd, maar daar wordt geen verweer op gegeven. Ook een onderbouwing en motivatie (voor o.a. die 6 uur per dag) wordt niet gegeven.

Tot slot wil ik u vragen om over zoveel onrecht niet uw goedkeuring uit te spreken, en de beslissing te vernietigen.

dhr. D.


Op 24 augustus 2005 ontving ik een aangetekende brief met de uitspraak. Hieronder staat eerst de begeleidende brief.

thumbnail
de Rechtspraak
Rechtbank R.

Sector Bestuursrecht

Aantekenen

De heer D.

datum 23 augustus 2005
onderdeel T2
contactpersoon mevr ###
ons kenmerk procedurenummer 05 / 1394 WAO KRD T2
    casusnummer
onderwerp het beroep van D. te ###

Geachte heer,

Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak van de rechtbank waarbij op bovenvermeld beroep is beslist.

Hoogachtend,
griffier
###



thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail
RECHTBANK TE R.
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

Reg.nr.: WAO 05/1394-KRD

Uitspraak

in het geding tussen

D., wonende te ###, eiser,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vestiging B., verweerder.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Naar aanleiding van de aanvraag van eiser om (voortzetting van zijn) uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, heeft verweerder bij besluit van 16 juli 2004 eiser meegedeeld dat hij met ingang van 1 juni 2004 recht heeft op uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.

Tegen dit besluit (hierna: het primaire besluit) heeft eiser bij brief van 12 augustus 2004 bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 18 februari 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 25 maart 2005 beroep ingesteld.

Verweerder heeft bij brief van 14 april 2005 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op donderdag 7 juli 2005. Eiser was aanwezig. Verweerder is (met kennisgeving) niet verschenen.

2. Overwegingen

Geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt in de zin van artikel 18 van de WAO is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Onder de eerstgenoemde arbeid wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde, dus gangbare arbeid, waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Eiser is tengevolge van oververmoeidheid en later nek- en rugklachten op 21 april 1992 uitgevallen voor zijn werk als computerprogrammeur. Sinds 5 maart 1997 wordt eiser voor 45 tot 55% arbeidsongeschikt geacht.

In het kader van een vijfdejaars herbeoordeling heeft eiser op 20 april 2004 een formulier met medische vragen ingevuld. De verzekeringsarts heeft eiser op 29 maart 2004 opgeroepen voor het spreekuur en heeft op 5 juli 2004 een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld. Daarin zijn onder meer beperkingen aangegeven ten aanzien van frequent reiken tijdens het werk, frequent buigen tijdens het werk, werk met veelvuldige deadlines of productiepieken. Ook is in deze functionele mogelijkhedenlijst een urenbeperking opgenomen.

De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen een aantal gangbare functies geduid. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden ligt 60,80% lager dan het zogeheten maatmaninkomen.

In bezwaar heeft eiser onder andere gesteld dat hij wil weten waarop die zogenoemde urenbeperking op is gebaseerd.

In het kader van de heroverweging heeft de bezwaarverzekeringsarts op 5 januari 2005 geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig en volledig is geweest en dat de beperkingen die uit dat onderzoek naar voren zijn gekomen voldoende zijn onderkend bij het opstellen van de functionele mogelijkhedenlijst. Met betrekking tot de vraag naar de onderbouwing van de urenbeperking, heeft deze bezwaarverzekeringsarts opgemerkt dat het gaat om 'oude gegevens die bij voorgaande beslissingen reeds zijn beoordeeld'. De bezwaararbeidsdeskundige heeft het oordeel van de arbeidsdeskundige omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser onderschreven.

In beroep heeft eiser - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het besluit van verweerder onzorgvuldig is. De verzekeringsarts heeft het belastbaarheidspatroon dat in het verleden gehanteerd werd, omgezet in een functionele mogelijkhedenlijst, terwijl de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van 19 november 2002 heeft bepaald dat eisers beperkingen 'zelfstandig moeten worden beoordeeld' en dat het oude belastbaarheidspatroon onzorgvuldig totstandgekomen was. Bij het opstellen van het belastbaarheidspatroon dat nu gebruikt wordt door de verzekeringsarts is verweerder (wederom) ten onrechte uit gegaan van onderzoeksgegevens uit het verleden. Het is eiser niet duidelijk of de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts bevoegde artsen zijn. Het rapport dat in 1993 is opgesteld door reumatoloog S8. en de uitslag van het psychologisch onderzoek van 1997 zijn door verweerder nooit geaccepteerd. Bij het oordeel dat eiser in staat is 6 uur per dag te werken baseert de verzekeringsarts zich op onjuiste gegevens.

De rechtbank overweegt als volgt.

Beoordeeld dient te worden of de beperkingen correct zijn vastgesteld en of eiser, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is de hiervoor bedoelde gangbare arbeid te verrichten, hetgeen door eiser wordt betwist.

De verzekeringsarts P2. heeft haar conclusies in het rapport van 29 april 2004 gebaseerd op anamnese en eigen onderzoek. Zij concludeert dat de beleving van de pijn van eiser en de beperkingen niet overeen komen met oorzaak en gevolg volgens algemeen medisch wetenschappelijke maatstaven. Er worden, buiten de diagnose functionele nekklachten, geen afwijkingen of beperkingen vastgesteld. De verzekeringsarts ziet geen aanleiding het eerder opgestelde belastbaarheidspatroon te wijzigen. Wel wordt dit omgezet in een functionele mogelijkhedenlijst. Met betrekking tot de urenbeperking met deze verzekeringsarts op: "...in het verleden ( ) zijn echter bij belanghebbende beperkingen geconstateerd die aanleiding zijn geweest tot het geven van een urenbeperking. Er is thans geen aanleiding om daarvan af te wijken. Een onderbouwing voor een toename van klachten kon echter niet worden gevonden."

De rechtbank neemt op grond van de gedingstukken aan dat het belastbaarheidspatroon dat door P2. als uitgangspunt voor de door haar opgestelde functionele mogelijkhedenlijst gehanteerd wordt, het op 15 januari 2003 door D2. naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 november 2002 opgestelde belastbaarheidspatroon is. Dit belastbaarheidspatroon is blijkens het rapport van 15 januari 2003 van deze verzekeringsarts opgesteld (louter) aan de hand van het dossier. Deze arts vermeldt: "Voor de belastbaarheid werd teruggegrepen naar de rapportage van 20-6-96 omdat hierin gesteld wordt dat betrokkene 6 uur per dag belastbaar is." en: "Op grond van dit rapport ga ik uit van een verminderde belastbaarheid in uren en van de fysiologische belastbaarheid, waarbij de lichaamsbouw mee zal wegen."

In de rapportage van (toen: bezwaar-)verzekeringsarts D2. van 11 augustus 2003 wordt, na de hoorzitting en na lichamelijk onderzoek geconcludeerd dat er geen aanleiding is een ander medisch standpunt in te nemen en het belastbaarheidspatroon te wijzigen.

Verweerder heeft, met inachtneming van dit belastbaarheidspatroon op 9 september 2003 een (nieuwe) beslissing op bezwaar genomen. Van deze beslissing is eiser in beroep gegaan, waarna de rechtbank R. op 15 april 2004 uitspraak heeft gedaan. Van de uitspraak van de rechtbank is eiser in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad). De Raad heeft nog geen uitspraak gedaan.

De rechtbank stelt vast dat de Raad in zijn uitspraak van 19 november 2002 - onder meer - het volgende heeft overwogen:
"Mede gelet op het tijdsverloop sedert 1994, acht de Raad het in de omstandigheden van het onderhavige geval niet aangewezen om een vergelijking van de belastbaarheid van eiser te maken in 1999 en in 1994 op basis van de medische oordeelsvorming omtrent zijn gezondheidstoestand in 1994. De urenbeperking die toen is aanvaard is, naar uit de onderliggende stukken blijkt, mede ingegeven door overwegingen met betrekking tot de psychische toestand van appellant, welke opvatting de bezwaarverzekeringsarts blijkens haar rapportage thans niet aanhangt.".
De Centrale Raad oordeelt vervolgens dat de vraag of, en zo ja in welke mate, eiser op 1 juni 1999 als gevolg van zijn gezondheidstoestand beperkingen ondervindt bij het verrichten van arbeid zelfstandig dient te worden beoordeeld. "Daarbij merkt de Raad op dat de door de verzekeringsarts gehandhaafde urenbeperking van 6 uur per dag betrekking had op het eigen werk van appellant als computerprogrammeur." Bij het selecteren van andere functies (dan zijn eigen arbeid) "zal bij de medische oordeelsvorming zelfstandig dienen te worden nagegaan of er aanleiding is en zo ja, in welke omvang, om een medische urenbeperking vast te stellen in het geval andere - overigens met de medische beperkingen van appellant in overeenstemming zijnde - functies voor hem worden geselecteerd.".

In het licht van deze uitspraak van de Raad is de rechtbank van oordeel dat, met name ten aanzien van de aan eiser opgelegde urenbeperking en het daaromtrent door eiser in bezwaar en beroep aangevoerde, de (bezwaar)verzekeringsarts volstrekt onvoldoende heeft gemotiveerd om welke reden deze urenbeperking gehandhaafd dient te blijven.

Gelet op de ingangsdatum van de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dient vast komen te staan, na zelfstandig medisch onderzoek, of er lichamelijke dan wel psychische afwijkingen of beperkingen zijn die een urenbeperking ten aanzien van algemeen geaccepteerde arbeid ingaande 1 juni 2004 rechtvaardigen.

Overigens is bij de rechtbank de vraag gerezen in hoeverre van een objectief en onbevangen medisch oordeel bij de bezwaarverzekeringsarts D2. sprake kan zijn, nu zij zowel in primo als tweemaal in bezwaar de rapportages heeft opgesteld, zodat zij dus heeft geoordeeld over haar eigen medische bevindingen. Gelet op het doel van een brede heroverweging in bezwaar en de controlefunctie van die heroverweging acht de rechtbank deze gang van zaken niet zorgvuldig.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zijn besluit met onvoldoende zorgvuldigheid heeft voorbereid. Gezien dit oordeel, dat betrekking heeft op het medische gedeelte van de besluitvorming, wordt aan het arbeidsdeskundig gedeelte van de besluitvorming, dat uit gaat van de gegevens die voortvloeien uit het medisch onderzoek, hier niet toegekomen.

Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2, van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.
Ten aanzien van de door hem gevorderde schadevergoeding heeft eiser ter zitting verklaard dat de materiële schade beperkt is gebleven en dat hij niet kan aangeven tot welk bedrag die is opgelopen. De rechtbank kan eisers verzoek de schade te vergoeden bij gebrek aan een specificatie van die schade dan ook niet honoreren.

De rechtbank is verder niet gebleken van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten betrekking kan hebben.

3. Beslissing

De rechtbank,

recht doende:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt het bestreden besluit,

bepaalt dat verweerder binnen 6 weken na verzending van deze beslissing een nieuw besluit op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak,

bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 37,00 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K10..
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. J6. als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2005.

De griffier: ###
De rechter: ###

Afschrift verzonden op: 23 AUG. 2005

Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, ###, ### Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.

VOOR COPIE CONFORM
De griffier van de Rechtbank Rotterdam
Sector Bestuursrecht
wnd


Hierboven wordt de uitspraak van 15 april 2004 genoemd, dat is eigenlijk 14 april 2004.

De rechtbank geeft de opdracht aan het UWV om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen. Maar het UWV nam die nieuwe beslissing pas op 2 april 2007 met hun beslissing op bezwaar, die ook meteen voor de herkeuring van 2006 was. Dat is echter geen 6 weken later, maar 84 weken later.

Achteraf blijkt dat bezwaarverzekeringsarts O2. een rapport van 10 oktober 2005 te hebben geschreven waarin hij de urenbeperking weg laat, en de rest (van de functionele mogelijkhedenlijst) hetzelfde laat. Dat rapport ontving ik pas bij de brief van 19 april 2007.

De bovenstaande uitspraak werd ook naar het UWV verstuurd, met de onderstaande begeleidende brief.

thumbnail
de Rechtspraak
Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht

Aantekenen

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
B.

datum 23 augustus 2005
onderdeel T2
contactpersoon mevr K.
ons kenmerk procedurenummer 05 / 1394 WAO KRD T2
    casusnummer
bijlage(n)
onderwerp het beroep van D. te ###

Geachte heer/mevrouw,

Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak van de rechtbank waarbij op bovenvermeld beroep is beslist.

Hoogachtend,
griffier


Ik stuurde een fax, om nog wat dingen op te vragen, die ik nog niet had.

thumbnail
Aan: Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht, Onderdeel T2
t.a.v. mevr. ###, griffier
R.

per fax: ###


1 september 2005
Uw kenmerk: procedurenummer 05 / 1394 WAO KRD T2

Geachte mevrouw ###,

Voor de volledigheid van mijn dossier zou ik graag nog enkele stukken uit bovengenoemde procedure ontvangen.

In mijn brief van 24 mei 2005 had ik o.a. de brieven opgevraagd die door de Rechtbank aan het UWV verstuurd zijn. Deze stuurde de Rechtbank mij bij de brief van 10 juni 2005.
Graag zou ik de brieven ontvangen die de Rechtbank daarna nog aan het UWV stuurde, en die nog niet bij mij bekend zijn. Mogelijk is er ook een notitie van een telefoongesprek op 30 juni 2005 met het UWV.

Zou u mij ook het proces-verbaal van de zitting willen toesturen?

Bij voorbaat hartelijk dank.

Hoogachtend,
D.


Bovenstaande brief zat ook als ontvangen fax in mijn dossier:
thumbnail


Daarop ontving ik de volgende brief.

thumbnail
de Rechtspraak
Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht

De heer D.

datum 19 september 2005
onderdeel T2
ons kenmerk procedurenummer 05 / 1394 WAO KRD T2
    casusnummer uw kenmerk
onderwerp het beroep van D. te ###

Geachte heer D.,

Naar aanleiding van uw verzoek van 1 september jl. in bovenvermelde beroepszaak die ik u de gevraagde stukken toekomen; afschriften van gedingstuk A57, A367, A369, A373, het Proces-verbaal van de zitting van 7 juli 2005 en een afschrift van de telefoonnotitie van 30 juni 2005. Bij brief van heden hebben wij eveneens afschriften gestuurd aan het Uwv.

Ik vertrouw erop u hiermede afdoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
namens de rechtbank
###
waarnemend griffier


De bijlage gedingstuk A57 is een brief van 26 juli 1999 uit het dossier. Waarom die erbij zit weet ik niet.

Het proces-verbaal (hoe de zitting bij de Rechtbank verliep), bestaat uit een verslag, een inlegvel, en mijn pleitnotities.

thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail
Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht

PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING

Proces-verbaal van het verhandelde ter zitting in het openbaar gehouden op donderdag 7 juli 2005 te 13.00 uur, te R..

Zitting hebben:
mr. K.


en

mr. J., als griffier

De rechtbank opent de zitting.

De rechter verzoekt eiser zijn standpunt toe te lichten; is zijn standpunt dat er geen psychische beperkingen zijn ?

Eiser verklaart:
Ik geef daar normaal geen antwoord op. (de rechter geeft aan dat hij hiertoe ook niet verplicht is) Het gaat om twee dingen; de oorzaak van de klachten, en het omgaan met de klachten.

De rechter vraagt:
Wat is dan uw visie op de stelling van verweerder dat sprake is van psychische beperkingen ?

Eiser verklaart:
Ik ben van mening dat wat verweerder stelt onjuist is.
Naar aanleiding van een vraag van de rechter verklaart eiser verder: Ik vind dat verweerder voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid uit had moeten gaan van de conclusies van dokter S..
Het hele gesprek dat ik had met dokter P2. ging over lichamelijke klachten, niet over bijvoorbeeld conflicthantering.

De rechter geeft aan:
Ik ga wel voor een deel met u mee in uw kritiek op het belastbaarheidspatroon dat als uitgangspunt is gehanteerd door mevrouw P2.. Verder valt mij op dat in verschillende periodes dezelfde bezwaarverzekeringsarts betrokken is bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling en bovendien lijkt de verzekeringsarts terug te grijpen naar de bevindingen van dr. E., die juist door tuchtcollege is berispt.
En er loopt nog een hoger beroepsprocedure bij de Centrale Raad van Beroep.

Eiser verklaart:
Dat klopt, hiervan is mij nog geen uitspraak bekend.

Desgevraagd verklaart eiser dat hij niet onder behandeling is van een specialist.

De rechter geeft aan dat, indien het beroep van eiser gegrond verklaard wordt en verweerder opnieuw onderzoek moet verrichten en vervolgens een nieuw besluit moet nemen, het, in het geval de uitkomst van het onderzoek is dat eiser geen urenbeperking heeft, mogelijk is dat daaruit een lager arbeidsongeschiktheidspercentage voortvloeit.

Eiser verklaart hierop dat het hem om het principe gaat en dat zijn wens is dat zijn zaak zorgvuldig wordt bekeken.

De rechter deelt eiser mede dat hij de door eiser gevraagde schadevergoeding van € 1.000,00 (vooralsnog) niet kan toewijzen omdat deze niet is onderbouwd. Hij verzoekt eiser dit bedrag nader toe te lichten.

Eiser verklaart:
Dit bedrag heb ik inderdaad gevraagd, maar ik ben niet in staat dit te onderbouwen. De feitelijke kosten die ik heb moeten maken zijn beperkt gebleven.

De rechter geeft aan dat binnen de 10-dagen termijn nieuwe stukken van verweerder zijn ontvangen en vraagt eiser of hij bezwaar maakt tegen opname van deze stukken in het dossier.

Eiser verklaart van deze stukken kennis te hebben genomen en tegen het opnemen daarvan geen bezwaar te hebben.

De rechtbank sluit de zitting.

Waarvan proces-verbaal.

mr. J. ###

mr. K. ###

Rechtbank R.
Sector Bestuursrecht

INLEGVEL Proces-verbaal van de zitting d.d. donderdag 7 juli 2005.

De procedure 06, geregistreerd onder nummer 05 / 1394 WAO KRD T2 (casusnr.) van D., wonende te ### wordt afgeroepen.

Geplande aanvang: 14.40 uur.
Daadwerkelijke aanvangt 14.40 uur.

Verschenen: eiser

De rechtbank sluit het onderzoek in deze procedure en deelt mede dat daarin binnen 6 weken na heden schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

Voor eensluidend afschrift,

griffier


Het verslag van de Rechtbank is vrij kort, terwijl er van alles gezegd is. De rechter vroeg o.a. of ik vond of mijn klachten lichamelijk of psychisch waren. Ik heb toen o.a. geprobeerd uit te leggen, dat in de gewone spreektaal er gesproken wordt van lichamelijk en psychisch, maar dat de keuringsartsen en dokters die begrippen zo door elkaar halen dat wat in het dossier beschreven is weinig meer met de realiteit te maken heeft, en ik daar dus eigenlijk geen uitspraak over kan doen, behalve dan dat ik zelf merk dat mijn klachten direct verband houden met mijn nekproblemen. Maar tijdens de zitting wist ik niet zo goed hoe ik dat moest zeggen.

Laatste wijziging van deze bladzijde: mei 2007